Dora Timmerije – Franssen Leentje van de Kamp

EEN VERRE DOCHTER VAN ISRAËL IN BORCULO

Want dat was ze.
Een verre dochter van Israël.

Gezina Theodora Stern was haar naam.
Ze was op 20 oktober 1916 in Lochem getrouwd met een sigarenmaker die Gerhardus Johannes Franssen heette.

Ik heb een afspraak met Dora Timmerije – Franssen gemaakt.
Die verre dochter van Israël was haar moeder.

De familie van Gezina Theodora Stern gaat in de vrouwelijke lijn terug tot op een oud Joods geslacht dat Meijer heette. Ook haar familie in de mannelijke lijn heeft veel Joods bloed en gaat terug op ene Godschalk Sterne uit het Duitse Litsborg.

Gerhardus Johannes Franssen – de vader van Dora – kwam uit het verre Breda. Ook zijn vader was al sigarenmaker. In Borculo konden sigarenmakers wel aan de slag en dus vestigden de ouders van Dora Franssen zich in de kleine oude Berkelstad.

Joodse begraafplaats aan de van Coeverdenstraat

Met Dora Franssen had ik een afspraak gemaakt en dus zet ik op een goede dag mijn auto op de parkeerplaats bij het Joodse begraafplaats. Want daartegenover woont ze.

Dora Franssen zelf is getrouwd met Jan Timmerije. Hij was een poos bakker maar ging later als kaartenmaker werken bij de firma Ter Weeme, de textielfabriek in Neede. In het huis daar aan de Van Coeverdenstraat hangen twee mooie tekeningen van hem aan de muur van de huiskamer en van Dora zie ik veel borduurwerk. Want borduren doet ze graag.

Meer dan twee uur later start ik de auto weer en laat die plek daar bij het Joodse begraafplaats achter mij en niet alleen dat plekje daar maar ook Dora Franssen die eigenlijk Gezina Theodora heet – genoemd als ze is naar die verre voorouders van Joodse komaf.

De ouders van Dora waren zelf katholiek.
Het is wonderlijk te bedenken – gezien deze verworteling in het oude Israël – dat Dora Franssen uiteindelijk een belangrijke dienende taak zou vervullen in de nieuwe naoorlogse synagoge van de Joodse gemeente in Borculo aan de Korte Wal en in het Joodse badhuis achter de oude synagoge aan de Weverstraat.
Zo wonderlijk gaan de dingen soms.

Dora Franssen is geboren aan de Koppel.
Toen haar opa weduwnaar werd is het gezin verhuisd naar één van de woningen van de Woningbouwvereniging aan de Burgemeester Bloemersstraat. Want daar was opa blijven wonen. Er was een flink stuk grond bij. Ze hadden twee varkens en kippen en konden hun eigen groente verbouwen.

We zitten nog niet zo heel lang aan tafel of Dora Franssen vertelt me hoe ze op een vroege ochtend met haar moeder bij het huis van de familie Spanjar kwam op de hoek van de Burgemeester Bloemersstraat en de Koppel. De oorlog was al even gaande en juist op die stille ochtend verliet de Joodse familie Spanjar aldaar het huis om te gaan onderduiken. Ik zal dat beeld nooit meer vergeten, zegt ze.

Ze vertelt nog een andere oorlogsherinnering.
De Duitsers waren de Joodse wortels van haar moeder op het spoor gekomen en hadden haar gesommeerd de Joodse ster te dragen. Dora moet toen ongeveer dertien à veertien jaar zijn geweest.
Iemand heeft haar moeder toen kunnen redden door uit te zoeken dat ze strikt genomen buiten de gruwelijke regels viel van de Duitse rassenwetten. Zo overleefde ze de oorlog terwijl veel andere Joodse medeburgers van Borculo – ook de familie Spanjar – zijn vermoord.

Ik kijk tijdens ons gesprek uit het raam van Dora Franssen naar de Joodse begraafplaats. De jaartallen op de stenen gaan tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. Verder niet. Slechts een enkele grafsteen is er na de oorlog nog bij gekomen.
Zomaar een tijd niets …

Mikwe

Ik ben bij Dora Franssen op bezoek gegaan om te praten over de tijd waarin ze een taak had in het Joodse badhuis van Borculo.
Misschien bent u er nog nooit geweest. Toch kun je er elke dag zomaar even gaan kijken. De synagoge is immers dagelijks open van negen tot vier. Het badhuis ligt achter de synagoge aan de Weverstraat. Je kunt er zo naar binnen.

In het voorjaar van 2015 heeft het badhuis een opknapbeurt gekregen.
De witte tegels zijn weer wit. Het hekje is geschilderd en het marmer heeft een beurt gehad. Er is een mini-expositie over het badhuis ingericht en vier kleine portretten vertellen het verhaal van Joodse vrouwen die ooit het water van het badhuis zijn ingegaan. In het gangetje naar de voormalige kleedruimte zie je foto’s van trouwerijen. Van een Joodse bruid en bruidegom die het leven vieren.

Huwelijk Betty Berg en Leo Koppel in 1948

Ik heb zo rond die schoonmaakbeurt veel gelezen over de betekenis van het Joodse badhuis.
Het mikwe. Zo heet het badhuis eigenlijk.

Het badhuis is maar een klein gebouw.
Ooit was er een stookhok, een gangetje, de kleedruimte en natuurlijk de badruimte zelf. Elke Joodse gemeente heeft een badhuis gehad in de onmiddellijke omgeving.

Er is een tijd geweest waarin de meeste woningen niet over een badkamer beschikten. Het waren de dagen van de lampetkan en de waskom en in die tijd waren er nog badhuizen. Ik herinner mij die nog wel en dan denk ik aan de gele tegels van de muur en de damp die er hing. Je kon je er douchen tegen een geringe betaling. Het Joodse badhuis was echter zoiets niet.

De Joodse vrouwen die er gebruik van maakten, deden dat niet uit overwegingen van hygiëne. Het was een ritueel bad dat zij in het mikwe ondergingen. Het woord mikwe betekent levend water. Je gaat er niet naar toe om je lichamelijk te reinigen. Het gaat om het verkrijgen van spirituele reinheid.

Onreinheid is in het jodendom een kwade zaak.
Onreinheid maakt je ongeschikt voor datgene waar het in het leven om gaat. Namelijk het leven naar de geboden uit de Heilige Schrift.

Dat zit ook in het woordje koosjer.
Dat woord zegt dat iets niet klopt of liever niet deugt. Het klopt niet met de keuze die het leven naar Gods geboden van je vraagt. Die keuze moet je zichtbaar maken en wel door iets te doen en vooral ook door iets na te laten.

Zo staat er in de Bijbel staat dat je zes dagen werkt maar dat je dat werk op de zevende dag moet laten rusten. Omdat je één dag reserveren moet om na te denken over de bedoeling van al die arbeid en van al die zorgen. Op die ene dag moet je dan ook alles vermijden dat je daarbij hindert. Dat is een keuze. Alles wat in mindering komt op die aandacht voor wat de bedoeling van je leven is. Alles wat de aandacht afleidt van dat ene dat op die ene dag onze aandacht vraagt.

Zoiets is ook de achtergrond van het rituele bad in het mikwe.
Na de maandelijkse menstruatie ondergaan Joodse vrouwen de onderdompeling in het badwater en staan vervolgens uit het water op. In het water laten zij achter wat voorbij mag heten – herboren.
Met dit symbolische gebaar laten zij de periode van de menstruatie – die tijdelijke periode van onvruchtbaarheid – achter zich om een nieuwe periode van vruchtbaarheid tegemoet te gaan. Na het rituele bad in het mikwe mogen man en vrouw weer samen de liefde beleven en opnieuw het leven vieren.

Tekening Marc Chagall

Ik beluister daarin iets van een ja tegen het leven.
Het leven en het mogen stichten van een gezin is immers in het veel vervolgde jodendom een groot goed en ook in de Heilige Schrift van het jodendom wordt het leven als een groot geschenk van de Schepper gezien en beleefd en ook beaamd.

Zo zijn Joodse vrouwen in Borculo na de periode van hun maandstonde naar het badhuis gegaan. Kopje onder met hun hele lijf dat zich van de menstruatie had hersteld en komend uit het water spraken ze zegenwoorden uit – formules waarmee ze hun dankbaarheid aan de Schepper en de Gever van het leven hebben uitgedrukt.

Gezegend bent U Eeuwige Koning van de wereld die ons geheiligd heeft met zijn geboden en die ons geboden heeft in het water onder te gaan.

Daarna gingen ze weer naar huis waar hun echtgenoot op hen wachtte. Zo staat het ook in het eerste hoofdstuk van de Bijbel. God schiep de mens. Man en vrouw schiep Hij hen. Elkanders aangezicht. Alles komt van U en alles komt U toe. Wat hebben die oude rituelen toch een mooie betekenis gehad!

Het woord mikwe betekent levend water. Levend water is stromend water. Stromend water leeft. Ooit stroomde langs het mikwe een arm van de Berkel. Dat is allang verleden tijd. Maar ook regen is stromend water en dus werd het regenwater dat op het dak van het Joodse badhuis terecht kwam opgevangen en naar een reservoir geleid.

Herman Wannink – nauw betrokken bij de restauratie van de synagoge in 2008 – vertelde mij dat dat reservoir zich onder de vloer van het voormalige stookhok bevond. Hij liet het me zien. Met vereende krachten sjorden we een luik in de vloer opzij. Ik keek in een diepe kelder. Dat was ooit het reservoir.

Vervolgens ging hij met mij naar het bad. Met behulp van een lange stang – die is daar nog altijd – werd onder in het bad een kraan open of dicht gedaan. Zo werd het regenwater uit het reservoir in het bassin gelaten en natuurlijk was dat water erg koud.

Het was de taak van Dora Franssen om ervoor te zorgen dat het water een acceptabele temperatuur kreeg. Herman Wannink vertelde me dat er in de stookruimte een potkachel stond en dat op die kachel water verwarmd werd dat aan het koude water in het bassin werd toegevoegd. Dora Franssen heeft de lange houten stok waarmee vervolgens warm en koud goed vermengd kon worden lange tijd bewaard en bij de restauratie weer aan de synagoge geschonken.

Ze vertelde me hoe het ging.
Met warmte noemde ze mij de namen van Barend Noot, van David Colthof en van Louis Meijer.

Als het bad gereed gemaakt moest worden deden ze voor mij de deur naar het stookhok in het gangetje tussen synagoge en badhuis van het slot. Dan verwarmde ik het water dat bij het koude water moest. De cokes vond ik in het kolenhok.

Sleutelbakje

Het verhaal gaat dat de sleutel van het stookhok vervolgens door een kleine opening in de deur naar het badhuis geduwd moest worden. Dat gat met het bakje waarin de sleutel terecht kwam, zit er nog altijd.
Een kleine herinnering aan het werk dat Dora Franssen heeft gedaan.

Ze vertelde mij dat ook de gezusters De Vries uit Neede van het badhuis van Borculo gebruik hebben gemaakt.
Ze gingen immers trouwen en voorafgaande aan het huwelijk was dat voorgeschreven. Mevrouw Heijmans – ook over haar sprak Dora Franssen met veel warmte – was daarbij aanwezig om haar rol te spelen in het reinigingsritueel.

Het mikwe werd niet alleen door vrouwen gebruikt.
Zo nu en dan was er bij hotel Eysink aan het Muraltplein een Joods feest. Maar dan moet het bestek wel kosjer zijn. Het moet voldoen aan de reinheidsregels uit de Heilige Schrift. Dus ging Dora Franssen samen met Louis Meijer en een zware mand gevuld met tafelzilver naar het mikwe om vervolgens de mand onder te dompelen in het levend water. Symbolisch bleef al wat onrein was achter in het badhuis aan de Weverstraat en kon het feest beginnen.

Dora heeft het werk gedaan van ongeveer 1960 tot halverwege de jaren zeventig. Maar het grootste deel van haar taak betrof de synagoge aan de Korte Wal. Ze gaf de ruimte wekelijks een beurt en stak de grote oliekachel aan. Vier keer per jaar werd de grote schoonmaak gedaan. Alles boenen, schrobben en poetsen. Ze herinnert zich het nog goed. Met name al het zilver en koperwerk moest glimmen. De grote koperen kandelaars poetste ik ter plekke maar al het zilverwerk nam ik in een grote mand mee naar huis. Want ik vond het er zo stil en thuis hielpen mijn man en mijn dochter een handje mee.

Ooit was ze bij de buren aan de overkant. Dora, zeiden ze daar, je hebt volk. Ik gauw erheen. Daar stond een man met een lange baard en een keppeltje op het hoofd. Aan Barend Noot had hij gevraagd waar we woonden. Hij kwam me bedanken omdat de kerk – zo noemt Dora Franssen de synagoge – altijd zo mooi was. Want dat hebben ze zo niet in Amsterdam, zei hij. Zo mooi en goed verzorgd. Ik was beduusd en trots!

We hebben die middag heel wat afgepraat.
Over de familie Heymans aan de Hessenweg. Over de winkel van Maup Roozendaal aan de Burgemeester Bloemersstraat waar je terecht kon voor een appel en een ei. Tenminste, dat wil het verhaal! Over de perkamentfabriek van Elzas waar opa Timmerije nog heeft gewerkt.

Tweede van rechts Leentje Meijers foto na de stormramp van 1925

Ook vertelde ze me van het huis aan de Pagendijk waar ooit Leentje van de Kamp gewoond heeft. Zij was eens de badvrouw van het Joodse badhuis in Borculo.

Leentje Meijers kwam uit een oud Borculoos geslacht en leefde van 1872 tot 1940. Ze leefde een bewogen leven. Haar vader – Benjamin Meijers – is jong gestorven. Haar man – Meijer van de Kamp – is jong gestorven. Ze bleef met zes kinderen achter en moest als lompenkoopvrouw de kost voor het gezin verdienen. Dat duurde totdat het Joodse armenbestuur zich over haar ontfermde. Er werd voor haar een huis gebouwd aan de Pagendijk en bovendien kreeg ze de kans een functie uit te oefenen waaraan in Joodse kring veel belang gehecht werd. Ze werd namelijk over het Joodse badhuis aangesteld en zo is onder haar toeziend oog in die dagen menige Joodse vrouw het water ingegaan.

Dora Timmerije – Franssen.
Kind van een verre dochter uit Israël gewaardeerd om het vele werk dat ze heeft verricht voor de synagoge aan de Korte Wal en het badhuis aan de Weverstraat. Vertrouwd met plekken van het Joodse leven na de Tweede Wereldoorlog in Borculo.

Hun gedachtenis zij ons tot een zegen

Na een mooie middag heb ik mijn auto weer gestart en ik ben weggereden maar niet dan na nog even een blik geworpen te hebben op de poort naar de Joodse begraafplaats waar de namen van zo velen geschreven staan denkend aan een oude Joodse spreuk.
Hun gedachtenis zij ons tot zegen.

Henk G. Teeuwen
geschreven in het voorjaar van 2016

Borklose Maote no. 45