Het verhaal van een Joodse veehandelaar – deel IIII

Henk G. Teeuwen

Anderhalve eeuw leefde het Nederlandse jodendom in vrede. De geschiedenis van de familie Godschalk is daarvan een mooi voorbeeld. In dit laatste deel vertel ik hoe het gegaan is nadat Nederland was bezet. Over de wreedheid waarmee gewone mensen die het leven lief hadden, de dood werden ingedreven. En over de moed van een Joodse verzetsman.

Het meestershuis staat er nog waar de Steenstraat op de Hoflaan uitkomt. Naast het huis bevonden zich de lagere school en de MULO. Op de foto uit 1920 de schoolkinderen met hun onderwijzers. Tweeëntwintig jaar later op 17 november 1942 verzamelden zich hier de Joodse inwoners van Borculo die aan de oproep om zich te melden gehoor hadden gegeven. Oude mensen. Een enkel gezin met kinderen. Jongeren die geen vermoeden hadden dat kamp Westerbork niet meer dan een wachtkamer was onderweg naar Auschwitz of Sobibor. Onder hen waren Hartog Godschalk en zijn vrouw Betsie Levie. Pas getrouwd. Gezien het huisnummer A 40 vanuit het huis van Hartogs broer Meijer.

Ketoeba 15 augustus 1942

Op 20 november 1942 beschrijft Meijer aan de Joodsche Raad de gebeurtenissen.

“Van 17 op 18 november zijn al onze menschen opgehaald en op transport gesteld. Alles wat in mijn vermogen lag heb ik voor hen gedaan. Heftig heb ik geprotesteerd bij het plaatselijk hoofd van politie op grond van de vrijstelling der landbouwers. Het mocht echter niet baten. Ik ben de geheele nacht bij hen gebleven.”

Aan de razzia was al veel voorafgegaan. Onverbiddelijk sloot het net zich om het Nederlandse jodendom. In de kerkenraadsverslagen van de Joodse gemeente is slechts spaarzaam te lezen tegen welke achtergrond het Joodse leven in Borculo zich in die dagen afspeelde.

Op de morgen van 8 oktober 1941 waren in Borculo vier Joodse mannen door de Sicherheitspolizei opgepakt. De godsdienstonderwijzer Hartog Noot, de slager Izak Spanjar en de beide veehandelaars Mozes Godschalk en Lion Berg. Mozes en Lion kwamen de andere dag weer thuis. Hartog Noot en Izak Spanjar vonden in Mauthausen de dood. De achtste oktober was voor onze gemeente een ongeluksdag staat er in de notulen. Eerder al in augustus 1941 was de synagoge in brand gestoken. De kille verloor haar huis van samenkomst waar dag en nacht het neer tamied voor de heilige ark zijn schijnsel had verspreid. Toen kwam de kerkenraad voor het laatst bijeen op zondag 1 maart 1942. De notulen werden normaliter getekend door voorzitter en secretaris maar daar waar anders hun handtekeningen hadden gestaan zou nu de pagina leeg blijven.

Op 12 maart 1941 had de bezetter verordend dat Joodse bedrijven onder toezicht van een Verwalter moesten worden gesteld. Zeg maar onteigend. Mozes Gerson moest afstand doen van zijn slachterij. Uit documenten blijkt dat begin februari 1942 het huis aan de Hofstraat was verhuurd aan een zekere C.J. Wamelink te Borculo. Zo had hij nog een bescheiden bron van inkomsten. Mozes en Sientje waren inmiddels ingetrokken bij haar zuster Mietje Meijer aan de Lange Wal A 14. We weten uit correspondentie van Mietje dat Mozes sukkelde met zijn gezondheid en veel medicijnen nodig had. Begin december 1942 viel er een brief in de bus van de Niederländische Grundstücksverwaltung. Het gaat over het huis aan de Hofstraat. Es ist Ihnen verboten irgendwie über das Grundstück zu verfügen noch Mieten zu empfangen.

Joods Cultureel Kwartier

Mozes Gerson was niet alleen zijn huis kwijt maar met de huur nu ook zijn laatste bron van inkomsten. Veelbetekenend is een met potlood geschreven briefje begin december 1942 aan de beruchte roofbank Lippmann Rosenthal en co.

Ik bezit hoegenaamd niets en ben al sedert sept. 1941 zonder inkomsten. Ik woon bij mijn schoonzuster in daar ik geen middelen bezit om van te leven”.

Op 11 december 1942 schrijft Meijer namens zijn vader aan de Grundstücksverwaltung een brief waarin hij verzoekt of niet toch over de huur beschikt kan worden.

weil ich den Betrag nicht entbehren kann während ich ferner unterstützt werde van einer Schwägerin in deren Wohnung ich meinen Aufenthalt habe.”

Op 18 december 1942 wordt het verzoek afgewezen. Ondertussen raakt Meijer vanaf de zomer van 1941 gaandeweg betrokken in het verzet.

Na de eerste razzia van 8 oktober 1941 dook hij met Richard Meijer vier maanden onder in het Friese Goënga tot begin 1942. Toen keerde hij terug naar Borculo. Met zijn vriend Walther Jacks werd hij aangesteld bij de zogeheten Joodse Centrale Beroepsopleiding. Deze afdeling van de Joodse Raad zocht werk voor Joodse mannen op het land in ruil voor vrijstelling. Dit werk voor de Joodse Raad bezorgde Meijer een “Sperre” waardoor ook zij vrijuit gingen.

Verpleegsters met de ster vertrekken naar Het Apeldoornse Bos 21 juni 1942. Meijer Godschalk met plusfour collectie Marcelle Zio

Eind 1942 kreeg Meijer een vals persoonsbewijs op naam van Wilhelmus van de Pangaart en in 1943 zat hij met Walter middenin het verzet.

Hoe is het verder gegaan met zijn beide broers?

Machiel woonde inmiddels met Judith van der Sluis in Zwolle. Ze doken onder maar werden verraden. Judith werd op 19 november 1943 in Auschwitz vermoord. De dood van Machiel wordt geschat op ongeveer 31 maart 1944.

Kostbaar zijn de brieven van Hartog en met name Betsie vanuit de trein naar Westerbork en vervolgens in het kamp maar ook daarna op het transport naar Auschwitz. Betsie schrijft dat ze in de trein zit met allerlei bekenden zoals Betty en Horst Meijer. Ondertussen passeert de trein de stations van Deventer en Zwolle. Hartog is gelukkig heel flink. Ook hij schrijft een paar regels. We zitten in de trein en houden goede moed. Daags na aankomst in het kamp vertelt Betsie de eerste ervaringen. Ze moeten eerst al hun geld afgeven. Daar was het niet uit te houden zoo vol. Betsie heeft wat geld verstopt. De mezomme heeft ze ingenaaid. Toen was het donker en overal zo diep in de modder toen naar je barak met zijn vieze hete lucht en overal je kaart afstempelen. Een week later schrijft Betsie opnieuw. De Hachsjara was een pioniersopleiding voor toekomstige emigranten naar het toenmalige Palestina. Lieve Meijer deze brief is apart voor jou. Betsie en Hartog zijn op sabbathavond naar de Barak van de Hachsjara geweest. Hartog is in het donker tegen een muur gebotst. Hij ligt met een hersenschudding in de ziekenbarak. Ik heb de hele nacht en sabbath bij hem gezeten en hij is aldoor bewusteloos geweest. Ik zal zien hem daar zo lang mogelijk te houden. Onze barak is gesperd omdat die bijna geheel doorgaat. Maar de trein is er nog niet. Op dinsdag 25 november vervolgt ze haar brief. Vanmorgen zijn 700 mensen weggegaan. Onder hen waren Johanna Izak en Michel. Bettie en Horst zijn van de trein teruggekomen. We zijn nu hier met vier gezinnen nog over uit Borculo. Ik ga nu naar Hartog het allerbeste Betsie. Op zondag 6 december schrijft Betsie een lange brief. Ik geloof jullie hebben geen flauw vermoeden hoe het hier is en dat is maar gelukkig. Ik ga iedere dag naar Hartog van half vijf tot vijf en van zeven tot acht. In het donker. Dat valt niet mee maar ik doe het toch. Naast Hartog ligt een Cohen uit Groningen. Die heeft Chanoekakaarsjes bij zich en als ik dan kom dan ontzinden wij samen. Dat vinden ze allemaal zo fijn. In de brief geeft ze een beeld van het leven in de barak. Het wassen is hier treurig. Je krijgt het bijna niet droog. Slapen kun je bijna niet. Dat begrijp je als er zoo een paar honderd mensen zijn die de hele nacht naar de WC moeten dan begrijp je wel hoe stil het is. Ook is er nog wel is wat te beleven als er man en vrouw ruzie hebben en aan ’t vechten zijn. Of er ligt er een te kreunen of iemand krijgt een gemaakte zenuwaanval om niet op transport te hoeven. Op dinsdag 8 december is er weer een transport en nu zijn Hartog en Betsie erbij. We zitten in de trein en gaan het onbekende tegemoet. Er was niets aan te doen. We zijn erg flink en zullen wel verder zien. Lieve allen het allerbeste gewenscht. Houd u maar flink en sterk wij doen het ook. In gedachte innig omhelsd en stevig gekust. Ik zorg goed voor Hartog dat weet u wel. Hij is mijn alles. Ook Hartog schrijft een laatste groet. Nog een kus van Hartog. Ik ben erg flink. Houd Moed. Daag gehele Borculo.

Elisabeth Levie werd op 11 december 1942 in Auschwitz vermoord. Hartog Godschalk vond ruim twee maanden later op 28 februari 1943 in Auschwitz de dood.

Vanuit Borculo waren enkele brieven naar Westerbork gegaan waarin het sturen van pakjes met voedsel en warme kleding veel aandacht krijgt. Meijer is druk bezig bij de Joodse Raad een vergunning te bemachtigen om als koerier naar Westerbork te kunnen gaan en hij probeert te bereiken dat familie en dorpsgenoten in het kamp een baantje krijgen zodat ze niet op transport hoeven. Doe jullie allen je best. Laat merken dat diegenen die van Borculo nog te W. zijn werken kunnen maar ook willen. Oom Louis en ik zorgen voor de ravitaillering en gaan deze week weer de boer op en verzorgen weer zoo ’t een en ander.

Meijer probeert iedereen moed in te spreken.

Jopie en Willy weest vlijtig. Ik hoorde dat Jopie al achter de guste pinken loopt. Willy je opa heeft gezegd, dat hij je “ne groten broten schikken wil”. Erika wat doe jij? Ben je soms ter opluistering te W.? Pa en Ma Löwenberg, ik kan U melden, dat de oudjes het goed maken. Juut, heel Borculo is in de weer voor jou snoep op te snorren. Nu beste luidjes houdt je maar taai en hopelijk tot kijk. Jullie Meijer.

In de brief duikt even het Duitse vluchtelingengezin Löwenberg op en tevens de zestienjarige Judik Hartog die in Zutphen een briefje achterliet waarin ze om snoepgoed vroeg.

Ook moeder Godschalk schrijft met vaste hand een brief over allerlei dagelijkse benodigdheden. Het allerbeste gewenst van je liefhebbende moeder. Toen de brieven in Westerbork arriveerden was op dinsdag 8 december het transport naar Auschwitz inmiddels vertrokken. De brieven werden retour afzender naar het adres van Meijer Godschalk gestuurd.

Meijer heeft in 1975 een terugblik geschreven.

In 1943 zat ik met mijn vriend geheel en al in het verzet. We waren vele nachten op pad om te doen wat nodig was. Intussen heb ik mijn ouders en tante en anderen kunnen wegbrengen naar hun  onderduikadressen.

Collectie Gerrit Vruggink

Mozes Gerson en Sientje zijn in maart 1943 ondergedoken op de boerderij van de familie Schoonenborg vlak voor Hengevelde. Het verhaal gaat dat Mozes door de veehandel bekend was in deze omgeving. Ze vonden onderdak in een kamer die zich boven de waskeuken bevond. Via de achterwand van een kast konden ze bij onraad naar een schuilplaats op de hooizolder. Op de avond van 25 november 1943 werd er op de deur gebonsd. Na twee uur werden de onderduikers gevonden en door de Duitsers de trap afgeslagen waarbij ze zwaar gewond zijn geraakt om vervolgens naar Haaksbergen te worden gebracht. Na een nacht in een cel onder het Haaksbergse gemeentehuis werden ze op vrijdagochtend overgebracht naar een cel in het politiebureau van Enschede. Op maandagochtend gingen ze naar Westerbork.

Pas na twee maanden op 8 februari 1944 gingen Mozes Gerson en Sientje op transport.

Zij vonden op 11 februari 1944 in Auschwitz de dood. Hendrina Meijer ging eerder. Ze werd op 28 januari 1944 in Auschwitz vermoord.

Waarom zijn Mozes Gerson en Sientje pas op dinsdag 8 februari 1944 op transport gegaan? Dit transport staat bekend onder de naam het ziekentransport naar Auschwitz. Misschien is Mozes Gerson één van die zieken geweest waarvan het transport werd uitgesteld omdat zij in de ziekenbarak lagen. Philip Mechanicus heeft in zijn dagboek de gruwelijke gang van zaken rond dit transport van 1015 personen beschreven.

Woensdag 9 februari Het transport van de zieken van de ziekenbarakken naar de trein gisteren tart elke beschrijving. Om twee uur in de nacht zijn de verplegers reeds begonnen met het aankleden van de voor transport aangewezenen.

De woorden van Philip Mechanicus zijn vol woede. Rauw als de werkelijkheid was waarvan hij getuige was.

Terwijl natte sneeuw uit de donkere hemel droop zijn ze in het donker van een wintermorgen naar de beestentrein gereden, hobbelend en hotsend, waar zij onder de blote hemel stonden, wachtend op hun inlading. Nog voor het transport vertrokken was, was er reeds een zieke overleden. Een lege wagen gaat mee, gereserveerd voor hen die onderweg sneuvelen.

Deelname aan het ondergrondse verzet is voor Meijer Godschalk het antwoord geweest op hetgeen zijn familie en zovele anderen werd aangedaan. Hij kreeg daarvoor in 2022 postuum het Mobilisatie-Oorlogskruis.

Na de oorlog trad hij op 8 mei 1947 in het huwelijk met Esther Samuel uit Deventer. Vier zonen kregen zij.

Meijer Godschalk is in 1970 in Israël gaan wonen. Hij kwam in 1978 bij een verkeersongeluk om het leven. Hij was toen 62 jaar

Nieuw Israëlitisch Weekblad 1978.01.23

BRONNEN

Joods Cultureel Kwartier onder meer archief familie Godschalk

Meijer Godschalk Oorlogsherinneringen 1975

Het Grote Gemis uitgave HISVEBO

S. Laansma De Joodse Gemeente te Borculo

Notulen van de Joodse Gemeente Borculo

G. Vruggink Voor hen die hun leven gaven

Henk Krosenbrink e.a. Borculo in oorlogstijd

collecties Marcelle Zion, Theo Huinink en Ben van Dijk

Stenen Archief

Open Archieven en geni.com

Depher

Drents Archief

Jan Ridderbos e.a. Genealogieën Joodse Assenaren

Spiegel van Joods Assen

Sjoa-Drenthe.nl

gorredijk-historie.nl

ditisroden.nl

oudommen.nl

A. Bekkenkamp Leendert Overduin

Eric Ooink correspondentie

Interview met mw Schonenberg – Groot Körmelink

Wegdam Nieuws

Philip Mechanicus In Depot Dagboek uit Westerbork

Joods Monument

Archief Arolsen