Gousje Lobstein

NIET VEEL MEER DAN EEN RIMPELING

Het Achterhoekse land kent veel oude hofstedes. Boerengeslachten hebben er generaties lang gewerkt en gewoond en geleefd. In onze streek hebben zich ook Joden gevestigd. Maar hun verblijf was van beperkte duur. Drie of vier generaties en langer niet. Het lijkt slechts een korte rimpeling op de oppervlakte van de geschiedenis.

De Joodse begraafplaats van Borculo heeft de tijd ongeschonden doorstaan. Ik ben er op een dag naar toe gegaan. Ik zocht de grafsteen van Salom Lobstein weduwnaar van Ester Hes. Hij heeft geleefd van 1844 tot 1919.

Ik vind zijn graf. Ik zie de beeltenis van twee handen. Ik ben verrast. Het betekent dat de overledene een kohen was. Dat wil zeggen dat hij behoorde tot het priestergeslacht dat teruggaat tot oeroude Bijbelse tijden. Hoezo een rimpeling op de oppervlakte van de geschiedenis …..

Ik wil een foto maken. Maar telkens verdwijnt de zon achter de wolken en dus wacht ik op het juiste moment. Ik denk ondertussen aan wat ik me heb laten vertellen over die twee handen. Het zijn de handen van een priester die de zegen uitspreekt. Maar waarom houdt hij zijn vingers zo vreemd gespreid? Het is omdat die beide handen een Hebreeuwse letter uitbeelden en wel de letter sjin.

Met die letter begint het woord sjaloom dat vrede betekent. Maar met die letter Sjin begint ook een naam waarmee God aangeroepen wordt. Sjaddai. De Almachtige. De Almachtige die het laatste woord heeft over de tijd. En ook het Hebreeuwse woord voor zon – sjemesj – begint met diezelfde letter. Het is alsof die twee handen mij van gene zijde nog altijd iets willen vertellen.

Moge de zon van de Almachtige u tot zegen zijn.

Thuis vind ik op de site van het Stenen Archief de vertaling van de graftekst voor Salom Lobstein.

Hier rust de hoogbejaarde die wijsheid had verkregen Shalom, de zoon van Moshe Ha-Cohen Lobstein, een man, oprecht in zijn daden en in zijn geest, die volgens de Eeuwige zijn levensweg bewandelde. Over zijn Thora en haar richtlijnen sprak hij de ganse dag. De glans van de Eeuwige was immer op zijn voorhoofd.

Ik sla het ook mooie boek open van onze Historische Vereniging Het Grote Gemis. Daar kom ik de vader van Salom op het spoor. Maar nu heet hij niet Moshe Ha Cohen maar gewoon Moritz. Moritz is in 1807 geboren in Brück in het heuvelland van de Duitse deelstaat Beieren. Het was een bloeiende gemeente met een eigen synagoge. Een vakwerkhuis zoals er zo vele zijn in Beieren. Een Davidsster in vakwerk werd nog jaren later ontdekt.

Davidsster in vakwerk

In de eerste helft van de negentiende eeuw trokken de Joden weg uit Brück en één van hen was Moritz Lobstein die zich vestigde in ons Berkelstadje. In 1832 treedt hij in het huwelijk met Reintjen Elzas, een dochter uit een aanzienlijke Joodse familie in Borculo.

Reintjen Elzas – haar Joodse naam was Treine – schonk Moritz een zestal kinderen die later alle windstreken uit zouden gaan of het nu Goor was of Hardenberg of het verre Gouda. Maar Salom blijft in Borculo.

Op een oud plekje in Borculo werd hij in 1844 geboren Het is op de hoek van de Korte Wal en het Muraltplein waar tot voor kort de zaak van Jan Bosch was en er is nog een oude foto van de vroegere situatie. Een winkeltje met een zonnescherm. Daar hebben achtereen drie generaties Lobstein gewoond te beginnen met de vader van Salom.

Salom zelf zou trouwen met Ester Michaela Hes. Ze werd in 1857 in het Friese Gorredijk geboren. Haar moeder heette Gouda Benjamins Levi Leefsma.

Wie weet hoe een bruidegom uit Beieren een bruid gevonden heeft uit Gorredijk. Het is bekend dat in het nabije Winterswijk een Joodse familie woonde die Leefsma heette. Misschien is er een verband.

Salom en Ester zouden vijf kinderen krijgen. Twee ervan stierven op jonge leeftijd.
Moritz, Jacques en Gouda echter zijn daar op dat hoekje van de Korte Wal opgegroeid. Het was er toentertijd zeg maar een Mokum aan de Berkel want er woonden daar veel Joden. Het Jiddisch moet er niet van de lucht zijn geweest.

Salom wordt later manufacturier genoemd. Misschien had ook zijn vader Moritz datzelfde beroep. De dochter van Salom – Gouda Lobstein – heeft de winkel in garen en band voortgezet al heeft ze ook in zilverwerk gedaan getuige een bewaard gebleven rekening.

Gouda is vernoemd naar haar grootmoeder.
Die staat op een prachtige foto van haar nicht Gonda van Rijn die in het huwelijk zou treden met Jacques de broer van Gouda. Behalve de moeder van deze Gonda en haar dochtertje staat tevens haar grootmoeder op de foto met haar Friese muts. Dit is dus ook de grootmoeder van Gouda, de eerder genoemde Gouda Benjamins Levi Leefsma.

Voor Gouda hebben wij in Borculo op 30 april 2018 een gedenksteentje in het plaveisel gelegd precies daar waar ooit de ingang van het winkeltje moet zijn geweest. Een achterneef en zijn echtgenote waren erbij.

Van Gouda weten wij bijna niets maar wel dat haar broer Jacques op een goede of liever een kwade dag zijn zuster uit Borculo heeft gehaald. Het was toen de Duitse bezetter ver gevorderd was in zijn opzet de Joodse bevolking van Nederland uit te moorden.

Jacques Lobstein had in Amsterdam geneeskunde gestudeerd en zou geneesheer-directeur worden van de Joodse psychiatrische inrichting Het Apeldoornsche Bosch. Velen vonden in zijn ziekenhuis een plek waar zij dachten veilig te zijn voor de gruwelijke terreur. Zo ook Gouda Lobstein.

Dilly Bosman – Sprokkereef was het buurmeisje van Gousje Lobstein zoals ze in Borculo genoemd werd. Dilly en haar zus Bertha – lees ik in Het Grote Gemis – gingen haar opzoeken in Apeldoorn en wandelden met haar in het park. Het liep tegen de avond. Ineens slaakte Gousje een gil. Daar komen ze!
Ferdinand aus der Fünten en Albert Konrad Gemmeker kwamen met hun helpers het terrein op en dat was het begin van het einde.

Jacques Lobstein smeekte om ontferming maar het was gedaan.
Het was op donderdag 21 januari 1943. Op zondag 24 januari kwam de trein met patiënten en verpleging al in Auschwitz aan. Lou de Jong vertelt dat de Duitsers het niet nodig vonden de gaskamers in werking te stellen. De slachtoffers gingen regelrecht naar de brandstapel. Ook Siegfried – de zoon van Jacques en zijn vrouw Gonda van Rijn – moet daarbij zijn geweest.

Naast Siegfried hadden Jacques en Gonda ook een dochter. Frieda heette ze. Nog voor de oorlog uitbrak, ging ze naar het toenmalige Palestina. Tot haar dood bewaarde ze een schriftje. Nooit sprak ze erover. Het schriftje bevat dagboeknotities van haar vader Jacques Lobstein in Bergen Belsen. Het zijn sobere kanttekeningen bij een bestaan dat aan gruwelijkheid nauwelijks zijn weerga kent.

De toestand in het kamp wordt steeds slechter. Uit de meer oostelijk gelegenkampen worden de mensen naar hier overgebracht met het gevolg dat wij in steeds nauwere ruimte worden samen gedrongen.
Het aantal sterfgevallen tengevolge van uitputting is schrikbarend groot.

De afgelopen nacht is Gerard de jongste broer van mijn vrouw van uitputting gestorven.

Hoe verlangen wij naar de eenvoudigste gerechten : een boterham met boter of een plakje goede Hollandse kaas.

Er wordt in het kamp geen brandstof verstrekt en niet gestookt. Officieus wordt toegestaan dat uit het aangrenzende bosch dennentakken gesprokkeld en gestookt worden.

Ik voel me nog moe en krachteloos. Toch stel ik mij voor als het wat meer voorjaars weer wordt, op te staan en me te oefenen.

Gonda is steeds bedrijvig en vol energie. Zonder haar steun zou ik het hier niet tot een goed einde brengen.

Bij nadering van het Russische leger wordt het kamp ontruimd en het gaat richting Theresienstadt. In Tröbitz komt de trein tot stilstand. Daar wordt het gruwelijke transport door de Russen bevrijd. Maar velen zullen alsnog bezwijken. Eerst Gonda en dan ook Jacques op 7 mei 1945.

Zijn al even getalenteerde broer Moritz Lobstein heeft Bergen Belsen wél kunnen navertellen. Net als Jacques heeft hij het ver gebracht. Het was in de handel in specerijen. Hij had daardoor veel contacten in het toenmalige Nederlands Indië. Hij zou veel betekenen voor het wel en wee van de Joodse gemeenschap aldaar. In zijn woonplaats Meppel was hij gezien en bekleedde er vele vooraanstaande functies. Tenslotte zien we hem terug als lid van de Joodse Raad in Drenthe. De Joodse Raad was een werktuig in de hand van de Duitse bezetter en de leden ervan trachtten te redden wat er nog te redden viel.

Ook Moritz en zijn vrouw Catharina van Huiden zouden naar Bergen Belsen gaan. Dankzij het sluwe spel van de Duitsers echter werden zij onderdeel van een gevangenenruil met de Engelsen en zo konden zij naar het toenmalige Palestina ontkomen. Ze ontkwamen. Ze waren vrij. Maar Catharina was hartpatiënt en zou in 1946 in Palestina overlijden.

Moritz keerde terug naar Nederland. Twee dochters en een zoon hebben met hem de oorlog overleefd. Het was zijn kleinzoon die het leggen van het gedenksteentje voor Gouda Lobstein op 30 april 2018 met zijn vrouw heeft bijgewoond.

Hoe is het Gouda Lobstein vergaan? Van haar weten we bitter weinig. In Het Grote Gemis wordt ze omschreven als een alleenstaande vriendelijke vrouw.

Een laatste spoor van Gousje Lobstein is een persoonskaart van de Joodse Raad die alles bij hield wat er bij te houden viel. Ik heb geprobeerd de kaart te ontcijferen en te duiden en ik maak er uit op dat haar broer Moritz geprobeerd moet hebben van zijn contacten gebruik te maken door ook haar op de lijst te laten plaatsen van hen die uitgeruild zouden worden voor Duitse gevangenen die in Engelse handen waren. Dan zou ze ook naar Palestina gaan net als Moritz en net als ook Jacques dat heeft gehoopt.

Op 17 juli 1943 wordt er op de persoonskaart genoteerd : verder stappen doelloos. Maar dan is Gouda al enkele dagen geleden in Sobibor vermoord. Op 6 juli – zo staat het met rood potlood op diezelfde persoonskaart geschreven – is ze op transport gegaan. Het was naar Sobibor. Daar is ze op 9 juli 1943 vermoord.

Drie geslachten Lobstein in Borculo.
Het lijkt alsof hun verblijf in Borculo niet meer is dan een rimpeling op de oppervlakte van de geschiedenis. Vijfenzeventig jaar na de dood van Gousje Lobstein hebben we voor haar een gedenksteentje gelegd. Ik denk aan de enkele nabestaanden die ik alles ten spijt op het spoor kon komen. Maar ook is er op de Joodse begraafplaats van Borculo die grafsteen van Salom Lobstein de zoon van Moshe Ha-Cohen waarop je die zegenende handen ziet.

Moge de zon van de Almachtige u tot zegen zijn.

Henk G. Teeuwen
geschreven in het najaar van 2018
Borklose Maote no. 51