Henk G. Teeuwen
Het lezen van de 102.000 namen
We werden in die donkere regenachtige nacht van 27 januari 2020 in een busje naar het voormalige kampterrein van Westerbork gebracht.
We reden het terrein op. Schijnwerpers verlichtten een oude treinwagon. Een veewagon. Ooit stond hier week in week uit op dinsdag een lange rij van die wagons gereed. Er klonken bevelen. Er werd gehuild en er werd gezwegen. Als de trein vol was klonk de fluit en zette de trein zich in beweging om enkele dagen later in Auschwitz of Sobibor tot staan te komen. We reden hetzelfde kampterrein op. De chauffeur schoof het portier open. Pas op uw hoofd, zei hij. Even later waren we in de grote witte tent. Er stonden ronde tafels. Je kon er een kopje koffie nemen. Wij gingen naar de ruimte waarin de 102.000 namen werden voorgelezen. Ik was me ervan bewust dat ooit in het kamp ook namen voorgelezen werden op de avond voorafgaande aan het vertrek van de trein. Dan heerste er hoogspanning in het kamp. Misschien stond jouw naam ook op de lijst dit keer. Of misschien dit keer nog niet.
Fokje de Vries – Vas Diaz.
Dat was de eerste naam die ik moest lezen. Ik zat met aandacht te luisteren naar hen die vóór mij aan de beurt waren. Toen hoorde ik zijn naam. Sallo de Vries vier jaar. Even later klonk de naam van zijn moeder. Sara de Vries – Spanjar vijfendertig jaar.
Zes dagen lang zijn de 102.000 namen gelezen en bij al die namen ook die van hen die ooit volop deel hebben uitgemaakt van de gemeenschap van onze kleine Berkelstad. Zoals Johanna Meijer, Betsie Meijer, Michael Meijer en Isaak Meijer.
Van al die 102.000 namen heb ik er die nacht 133 gelezen.
Toen was het voorbij. Het was zo onwezenlijk. Ik praatte na afloop nog een poosje met een mevrouw die als Joods kind door onder te duiken in een weeshuis de oorlog overleefde. Ze kwam uit Stadskanaal. Niemand vertelde haar dat ze een Joodse vader en moeder had. Tot ze in 2007 ontdekte wat veel andere mensen om haar heen al lang door hadden. Toen gingen we weer terug met het busje. De lange weg naar het herinneringscentrum. Dezelfde weg waarlangs indertijd de trein gegaan is met al die veewagons vol mensen met niet meer dan wat stro op de kale planken van de wagon. Twee van hen waren Siegfried Isenberg en Henny Reingenheim.
Een telefoontje uit Hopsten
Op een dag word ik gebeld. Het is in het najaar van 2019. Het is iemand uit Hopsten. Dat ligt in het grensgebied even boven Bentheim aan de voet van het Teutoburgerwald. Daar is het plan opgevat om Stolpersteine te leggen. De kleine gedenksteentjes bij huizen van Joodse personen en families die in de Tweede Wereldoorlog zijn vermoord. Degene die mij belt is een jonge kinderarts. Ze is enthousiast. Ze wil alles weten. In rap tempo vuurt ze haar vragen op mij af. Het klinkt heel betrokken. Ze wil informatie over Siegfried Isenberg en Regina Reingenheim. Dat zijn leden van de familie Reingenheim die in Hopsten lange tijd een veilig bestaan gekend hebben. Totdat de nationaalsocialisten het in Duitsland voor het zeggen kregen. Toen hield het ook in Hopsten op. We spreken af dat ze al haar vragen in een mail zal zetten. Het resultaat is een in het Duits geschreven artikel over Siegfried Isenberg en de familie Reingenheim en een bezoek aan Borculo van de commissie die het leggen van de Stolpersteine aan het voorbereiden was. We spreken af dat ze al haar vragen in een mail zal zetten. Het resultaat is een in het Duits geschreven artikel over Siegfried Isenberg en de familie Reingenheim en een bezoek aan Borculo van de commissie die het leggen van de Stolpersteine aan het voorbereiden was. Ik leidde hen in Borculo rond en vertelde van de Joodse gemeenschap van weleer. De wandeling eindigde aan de Kerkstraat nummer 4 waar menige foto gemaakt werd van het voormalige textielwinkeltje en van de tweegedenksteentjes die er liggen met twee namen die ook in Westerbork geklonken hebben. Achter de naam van Siegfried Isenberg gaat een kleine of moet ik zeggen grote tragedie schuil net als achter al die 102.000 namen tragedies verborgen zitten. Naam voor naam. Ik wilde u graag over de achtergrond van deze ene naam Siegfried Isenberg iets vertellen. Zo krijgt dit plekje aan de Kerkstraat voor u en mij een verhaal. Iets van een gezicht. Ik druk me voorzichtig uit want Hitler heeft zijn werk goed gedaan en veel sporen zijn gewist.
Een prachtig dorpje aan de voet van het Teutoburgerwald
Wij zijn op een dag vroeg opgestaan en samen met de auto naar Hopsten gereden. Het was maandag en het leek alsof het dorp nog een beetje op gang moest komen. Maar de Konditorei was al open. Je kon er niet pinnen en gelukkig hadden we nog een briefje van tien. Het bleek een dorpje waar je vakantie zou kunnen houden. Er was een indrukwekkende boerderij waarop in witte letters uitgesneden stond dat hier een zekere Brenninkmeijer had gewoond. Telg uit de bekende familie die aan de wieg gestaan heeft van de winkels van C&A. We gingen de Joriskerk binnen waar de Kerststal nog stond met al dat lekker ruikende dennegroen. Die naam Brenninkmeijer is verbonden met iets waarop Hopsten trots is. Dat zijn de handelslui die ooit met hun handelswaar van hier uit de wijde wereld introkken. Het waren textielhandelaren. Ze werden Tödden genoemd. Het stamhuis van de familie Reingenheim bleek plaats te hebben gemaakt voor een nieuw woonhuis dat op geen enkele manier herinnert aan vroeger. Straks zullen alleen de namen op de Stolpersteine herinneren aan deze oudste Joodse familie ter plaatse. Want ooit in de twintiger jaren van de negentiende eeuw was een zekere Jacob Reingenheim de allereerste Jood die zich in Hopsten vestigde.
We gingen naar de Joodse begraafplaats van Hopsten. Deze heeft de gruwelen van de haat vreemd genoeg ongeschonden overleefd. Het plekje vonden wij ergens op een akker omgeven door een goed onderhouden hekwerk. Eén steen was opvallend gaaf. We lazen Hier ruht Frau Rosa Reingenheim geb. Jakobson gest. 26 11 1919. Een heldere Davidsster siert de steen. Rosa was getrouwd met Jordan Reingenheim. Ik weet dat Isidor Reingenheim 1862 – 1941 een zoon van hen was. Nu vraagt u zich misschien af waarom mij dat interesseert, maar deze Isidor heeft in ons eigen Borculo gewoond waar helaas niets aan zijn korte verblijf herinnert. Maar in Hopsten ontwaarde ik van hem een spoor en wel op die kleine begraafplaats waar ik dit graf van zijn moeder Rosa Reingenheim – Jakobson vond. Ondertussen vind ik er een tweede spoor van diezelfde Isidor Reingenheim. Want de kleine gemeenschap van Hopsten heeft hier een gedenksteen aangebracht. Zum gedenken. Ik kan de namen lezen. Reingenheim Isidor Nenny Ine Henny Jordan Rosalie Else. Vervolgens staat er Isenberg Siegfried. Het zijn de namen van Isidor Reingenheim en zijn nichtje Jeanette Reingenheim met wie hij in het huwelijk trad. Vijf kinderen hebben ze gekregen waarvan er drie verstandelijk gehandicapt moeten zijn geweest. Jordan, Henny en Else. Regina die op de steen Ine werd genoemd was de oudste. Op een dag ergens in de dertiger jaren heeft een jonge man verwacht dat zijn toekomst gelegen was in het kleine dorp Hopsten aan de voet van het Teutoburgerwald. Hij was ver daarvandaan geboren in Elmshausen in het jaar 1907. Elmshausen ligt ergens in het Rothargebirge. In de herfst kleurt dat laaggebergte in het Sauerland zich in de allermooiste kleuren rood en goud. Daar zag hij het levenslicht. Hij hoopte een mooie toekomst in Hopsten te vinden en wel aan de zijde van de oudste dochter van Isidor Reingenheim en zo zag het er aanvankelijk ook uit. Want eenmaal met Regina getrouwd zou het jonge echtpaar de textielzaak van vader Isidor voortzetten. Maar zo is het niet gegaan.
In 1933 kwam Hitler aan de macht en toen ging het snel. Alle frustraties die volgden op de nederlaag waarmee voor Duitsland de Eerste Wereldoorlog eindigde, schreef Hitler op conto van de Joden en op dat van iedereen die anders was en anders dacht dan hij. Gesteund door een voedingsbodem van eeuwenoud antisemitisme activeerde hij een wereld van verachting en haat. Voor het jodendom betekende dat uiteindelijk alleen maar in de meest letterlijke zin de dood. Tussen het aantreden van Hitler en de Kristalnacht zitten maar vijf jaar. Wat is dat snel gegaan.
Toen we, nadat ik mijn 133 namen op het kampterrein van Westerbork gelezen had, weer thuis waren, volgden we diezelfde middag de uitzending van de herdenking van de bevrijding van het Kamp Auschwitz door het Russische leger 75 jaar geleden. Ik was buitengewoon onder de indruk van een zekere Marian Turski. Deze man overleefde Auschwitz. Hij sprak op deze herdenking en richtte zich tot de aanwezige president van Oostenrijk en herinnerde hem aan diens uitspraak : Auschwitz is niet uit de lucht komen vallen. Turski nam die uitspraak over zeggende dat Hitler de uitroeiing van het jodendom inderdaad zeer goed doordacht heeft voorbereid en uitgevoerd. Zo moest hij weten of andere mogendheden hem bij zijn Endlösung oftewel de vernietiging van het jodendom de voet dwars zouden zetten. Dat bleek niet zo te zijn. Toen in de Kristallnacht van 9 op 10 november 1938 in Duitsland de synagogen brandden volgde er géén wereldwijd protest. Integendeel. Joden die probeerden aan de naderende vernietiging te ontkomen, vonden steeds minder elders een gastvrij onthaal. En toen dat bleek, wist Hitler dat hij zijn gang kon gaan. In diezelfde nacht hebben nationaalsocialisten ook in Hopsten de Joodse inwoners van het nu zo vredige dorp vernederd en gemolesteerd en hun bezittingen vernield.
De vlucht naar Borculo
Op die rustige maandag in het najaar van 2019 zijn we teruggereden. Ik realiseerde me dat Siegfried Isenberg een flinke afstand heeft moeten overbruggen om in Borculo een veilige plek te vinden. Hij moet in die tijd geweten hebben dat er in Borculo een bloeiende en krachtige Joodse gemeenschap was die er veel voor over had en de mogelijkheden bezat om aan vluchtelingen uit Duitsland plaats te kunnen bieden. Siegfried Isenberg kwam naar Borculo enkele maanden vóórdat de afschuwelijke Kristallnacht plaatsvond. Hij heeft het onheil dus al aan zien komen. Ik heb geprobeerd te reconstrueren hoe zijn komst naar Borculo nu precies moet zijn gegaan. Ik voel me als iemand die van een document alleen nog maar een paar flarden papier in zijn handen heeft. Meer niet. Ik kan alleen maar vertellen wat ik op die fragmenten lees. In elk geval moet Siegfried door huis en haard te verlaten een groot risico gelopen hebben en dat gold óók voor wie hij in Hopsten achterliet. Ik heb het idee dat hij zijn vrouw en schoonfamilie vooruitgegaan is en wel om in het veilige Nederland te verkennen wat hen de toekomst hier brengen kon en zou. Hopsten was vanouds door de handel op Nederland gericht. Daar over de grens moest je wezen als de grond in Duitsland je te heet onder de voeten werd.
Siegfried ging niet alleen. De familie Reingenheim moet besloten hebben dat het goed was dat de beide mannen van het gezin naar Borculo zouden gaan om daar alvast voet aan wal te zetten. Kun je daar een huis krijgen en kun je er in je inkomen voorzien? Dus ging Siegfried Isenberg met zijn schoonvader Isidor Reingenheim naar Borculo. Uit het boek dat een andere vluchteling over zijn leven schreef die óók naar Borculo kwam – William Löwenberg – weet ik dat het inderdaad mogelijk was om je in Borculo en omgeving een nieuw bestaan op te bouwen. De vader van William Löwenberg ging op de fiets de boer op met lappen stof die hij kreeg uit de textielstad Enschede en zijn vrouw zat achter de naaimachine. Zo zullen ook Siegfried en Isidor bij de boeren van de omgeving van Borculo klandizie hebben gevonden al was het maar met de aanbevelingen op zak van leden van de toenmalige Joodse gemeente. Met Siegfried en Isidor kwam Henny Reingenheim mee. Iemand moest er toch eten koken en de was doen. Zo kwamen ze met hun drieën. Siegfried liet dus zijn jonge vrouw Regina achter. Net zoals zijn schoonvader diens vrouw Jeanette achterliet. Iemand moest er immers voor de textielzaak in Hopsten zorgen en iemand moest immers zorgen voor de andere leden van het gezin die verstandelijk gehandicapt waren. Zo bleven Jeanette en haar dochter Regina met Jordan en Else in Hopsten achter.
Borculo in de dertiger jaren
Hoe is het Siegfried in Borculo vergaan? Net zoals Julius Löwenberg aan de Steenstraat een winkel kon beginnen, is ook Siegfried dat gelukt. Aan de Kerkstraat kwam een kleine winkel vrij en daarin begon hij met zijn schoonvader een textielzaak. Dat zegt iets of liever heel veel over hoe het in het toenmalige Borculo was.
Niet alleen was er een zelfbewuste Joodse gemeenschap. Ook kende de Joodse gemeente intelligente en invloedrijke leden met namen als Colthof, Lobstein en Elzas. In de jaren vóór en na de Kristallnacht vonden vooraanstaande rabbijnen in Borculo hun toevlucht als Samuel Blum en Leo Breslauer en met hen heel wat anderen. Een spoor van de inspanning en de bereidheid van de Joodse gemeente en mét deze gemeente ook de gemeenschap van het oude Berkelstadje vond ik in het notulenboek van de kerkenraad van de Joodse gemeente en wel in het verslag van de vergadering van 5 maart 1939 waarin onder meer staat dat Siegfried Isenberg lid mag worden van de gemeente.
In het boek van Gerrit Vruggink vond ik een belangrijk document. Het betreft een brief van het Comité voor Joodsche Vluchtelingen. De brief is gedateerd 12 december 1938. Anderhalf jaar vóór de bezetting van 10 mei 1940. In de brief staat dat Siegfried Isenberg mag rekenen op een visum voor Amerika mits een nog plaats te vinden medisch onderzoek geen roet in het eten gooit. Siegfried wilde dus niét in Borculo blijven ondanks de goede vooruitzichten die hem geboden werden. Misschien hebben de ervaringen in het Duitsland van die dagen hem geleerd dat je in het oude Europa je leven niet meer zeker bent. Dus wilde hij naar Amerika aan de andere zijde van de oceaan. Wij weten nu dat de geschiedenis hem gelijk gegeven heeft. Toen Nederland was bezet heeft de bezetter maar weinig tijd nodig gehad om in dit goed georganiseerde land uit te voeren wat hij zich in het hoofd gezet had. De Endlösung. Het uitroeien van het jodendom van jong tot oud. Toen kwam de Kristallnacht en vanaf dat moment was vluchten nauwelijks meer mogelijk uit het Duitsland van die dagen. De schoonmoeder van Siegfried – Jeanette Reingenheim – en zijn jonge vrouw Regina waren altijd nog in Hopsten en ook Jordan en Else die zo veel bescherming nodig hadden. Hoe moesten zij al die kilometers naar Borculo afleggen en de grens overkomen die goed werd gecontroleerd? Siegfried, Isidor en Henny waren in veiligheid. Zo leek het in het jaar 1939. Het staat zwart op wit in het bevolkingsregister van 1 december 1939.
Er moet een moment geweest zijn waarop Regina haar man achterna gereisd is. Het staat in een Duits document waarin word gezegd dat zij op 23 april 1940 in Hopsten is uitgeschreven. Het is twee en een halve week voordat Nederland wordt bezet. Ik ben er niet zeker van dat ik deze gegevens correct interpreteer, maar als dat toch zo is, dan is er sprake van een tragische situatie. Siegfried Isenberg heeft aan de Kerkstraat een bestaan weten op te bouwen samen met zijn schoonvader Isidor Reingenheim en met zijn schoonzuster Henny Reingenheim die in het dagelijks leven voor hen zorgde. Ergens rond april 1940 werd hij met zijn jonge vrouw Regina verenigd. Kinderen hadden zij nog niet.
Dan breekt de oorlog uit.
Dan wordt Regina ziek. Of was Regina al ziek toen ze Hopsten wist te verlaten om naar Borculo te gaan? Hoe dan ook op 14 december van hetzelfde jaar 1940 sterft Regina. Regina was nog maar 37 jaar oud. Vóór haar dood moet ze naar het ziekenhuis gegaan zijn in Enschede. Naar Joods gebruik is ze binnen een dag begraven. Siegfried moet naar Enschede zijn gegaan om zijn vrouw de laatste eer te bewijzen. Haar graf bevindt zich nog altijd op de Joodse begraafplaats van Enschede. Het is het laatste spoor van een Joodse vluchtelinge die in Borculo ternauwernood onderdak gevonden had. Maar wat vertelt een enkele grafsteen in Enschede over wat deze jonge vrouw uit Hopsten heeft meegemaakt?
Hoe het verder is gegaan?
De oorlog ging aan Nederland niet voorbij en de bezetter wist zich te nestelen in een goed georganiseerde samenleving en de ene anti-Joodse maatregel volgde op de andere en stap voor stap werd het Nederlandse jodendom in de hoek gedreven en die hoek was het Durchgangslager Westerbork. In Borculo woonde Siegfried Isenberg bij het winkeltje aan de Kerkstraat met zijn schoonvader Isidor Reingenheim en zijn schoonzuster Henny. Isidor ging na het overlijden van Regina een huwelijk aan met Henny. Gaf dat Henny meer zekerheid? Hoe was het voor Isidor om ervan getuige te zijn? Hoe dan ook deze waarschijnlijk weloverwogen stap zien we terug in de beide Stolpersteine aan de Kerkstraat. Daarop staat geschreven Siegfried Isenberg en Henny Reingenheim. Isidor Reingenheim heeft géén gedenksteentje gekregen evenmin als Regina. Ook hij stierf in die jaren. Een jaar later en eveneens in het ziekenhuis in Enschede en ook hij kreeg daar een graf bij dat van zijn dochter. Opnieuw een steen die zwijgt over wat deze man heeft meegemaakt.
En Siegfried? En Henny?
Op 18 november 1942 vond de tweede razzia van Borculo plaats. Siegfried en Henny hebben toen na slechts enkele jaren van Borculo afscheid moeten nemen. Een week later op 24 november 1942 stonden ze op de lijst die in Westerbork afgekondigd werd. Ze moesten zich gereed maken. Ze zouden gaan.
Henny werd drie dagen later op 27 november direct naar de gaskamer gestuurd. Siegfried was sterk genoeg om nog te kunnen werken. Niemand weet waar en wanneer hij precies gestorven is. Dan staat er in de papieren dat het ergens in Europa was misschien eind maart 1944. Over de wrede omstandigheden waaronder hij sterven moest, bestaat geen twijfel.
In Borculo zijn twee gedenksteentjes geplaatst. In Enschede vind je twee grafstenen. In Hopsten noemt een gedenkteken in marmer geschreven de namen. Maar meer is het niet. Geen spoor en nauwelijks een verhaal van hen.
En toch is er nog iets van een spoor dat meer is dan een gedenkteken in het plaveisel of op een Joodse begraafplaats. Ik vond het in het boek dat de Borculoër Gerrit Vruggink uit heeft laten geven. Ik vond daar een verwijzing naar een bericht dat verschenen is in Het Joodsche Weekblad van 8 januari 1943. Daar wordt melding gemaakt van brieven. Brieven die onbestelbaar zijn. Ze zijn weliswaar geschreven maar ze konden niet bezorgd worden. In dit geval kon de brief niet bezorgd worden omdat die geadresseerd was aan een huis aan de Kerkstraat in Borculo. Maar de geadresseerde woonde daar niet meer. Misschien was hij al dood en misschien ook niet. Wie zal het zeggen? Maar degene die de brief schreef wist dat niet en heeft dat waarschijnlijk nooit geweten.
Zijn naam is Terz Isenberg.
De brief kwam uit het kamp Theresienstadt.
Terz Isenberg kwam óók uit Elmshausen. Dat dorp of dat stadje in het Rothargebirge ergens in het Sauerland waar Siegfried Isenberg ooit ter wereld kwam. Wat zou hij in die brief geschreven hebben in dat oorlogsjaar 1942? Niemand die het weet, want de brief is waarschijnlijk vernietigd. In het Joodsche Weekblad staat nog dat je die brief aan het Waterlooplein in Amsterdam op kon halen. Dat zal wel niemand ooit hebben gedaan en zo weten wij van wat er gebeurd is met Siegfried Isenberg die zijn toevlucht zocht in Borculo niet zo heel veel meer dan dat er ooit een brief was die iemand hem heeft geschreven maar die onbestelbaar bleek.
Brief aan de heer Siegfried Isenberg Kerkstraat Borculo
Afzender Terz Isenberg Theresienstadt
Siegfried Isenberg. Een naam die je lezen kunt als je bij dat ene huis aan de Kerkstraat even stil wilt staan. Eén van die 102.000 namen.
Eén van die 102.000 namen die we nooit mogen vergeten.
Bronnen :
Het Grote Gemis, de verdwenen Joodse gemeenschap van Borculo, uitgave HISVEBO
Gerrit Vruggink : Voor hen die hun leven gaven, Borculose oorlogsslachtoffers
Informatie ter beschikking gesteld door Verena Otte, commissie Stolpersteine Hopsten
www.genwiki.genealogy.net/Hopsten/Synagoge_in_Hopsten
www.jüdische-gemeinden.de
www.alemannia-judaica.de/elmshausen_juedgeschichte.htm
www.geni.com
Informatie ter beschikking gesteld door het Joods Cultureel Kwartier
Informatie ter beschikking gesteld door het Herinneringscentrum Kamp Westerbork
Register van ingekomen personen Gemeente Borculo
Bevolkingsregister Gemeente Borculo
Akten van overlijden Gemeente Enschede
Notulenboek van de Ned. Isr. Gemeente Borculo
Het Joodsche Weekblad van 8 januari 1943