MOAR IK HEB NOG NOOIT ’N MENS KWOAD ‘EDOAN
Als hier de stenen eens spreken konden.
Maar stenen spreken niet. Ze hebben geen mond en ze hebben ook geen oren.
Ik sta met mijn rug naar het huis aan de Lange Wal. Lange Wal 20. Op de hoek van de Weverstraat. Hier kom ik vaak langs als ik even naar de HEMA ga. Als je daar de Lange Wal blijft volgen buigt die steeds verder naar links. Achter de bakker en de slager langs en steeds verder buigt de Lange Wal voorbij het Kristalmuseum en het Eiland en komt uit op het Muraltplein dichtbij de Joriskerk.
Borculo was ooit veilig omgeven door een wal, die rondom Borculo liep.
Borculo kent ook al eeuwen lang een Joodse gemeenschap. Dat gaat al terug tot in de zeventiende eeuw. Dat was de tijd waarin het Hof van Borculo groot en machtig was.
In de kleine gemeenschap aan de voet van het Hof woonden ook Joden en net als op veel andere plaatsen in ons land kregen zij toestemming om ergens hun doden te begraven. Want Joden werden natuurlijk niet begraven in of rondom de oude Joriskerk. Nee. Ze kregen een plekje ergens op de wallen van Borculo.
Precies daar sta ik nu. Ik kijk uit over het water. Een treurwilg wordt in het water weerspiegeld. Prachtige herfstkleuren. Zo nu en dan komt er een auto langs. Aan de overkant staat de school. Vroeger was dat zo niet. Vroeger was het zicht hier vrij. Vroeger moet je hier van je af hebben kunnen kijken. Over het land. Richting Haarlo en Neede.
Als hier de stenen eens spreken konden.
Maar stenen spreken niet. Ze hebben geen mond en ze hebben ook geen oren.
Ik kan dat niet zo goed hebben.
In het huis achter mij heeft ooit Abraham de Vries gewoond met Sara. Ja echt. Abraham en Sara. Net als die twee in het eerste boek van de Bijbel. Ze hadden een zoontje. Dat noemden ze naar grootvader. Salomon de Vries uit Neede. Sallo. Sallo is niet oud geworden. Sallo was nog maar vier jaar.
Als de stenen hier eens zouden kunnen spreken.
De stenen van het huis waar Bram de Vries gewoond heeft met zijn Sara. Sara Spanjar.
Sara is één van die vele Spanjars die in Borculo hebben gewoond. Aan de Burgemeester Bloemersweg en aan het Muraltplein en ook aan de Weverstraat. Uit Rijssen kwamen ze. Sara Spanjar had heel wat neven en nichten om zich heen hier bij ons in Borculo.
Maar de stenen spreken niet. Ze hebben geen mond en oren hebben ze ook al niet en dus ben ik maar eens gaan kijken of ik niet toch iets van hen zou kunnen vernemen.
Opdat ze niet alleen maar verdwenen zullen zijn.
Het Joods Historisch Museum in Amsterdam heeft een digitaal monument in het leven geroepen van hen die het leven gelaten hebben toen de schaduw van het grote kwaad in de oorlogsdagen over hen kwam.
Daar kom ik de namen tegen van Bram en Sara de Vries en hun kleine Sallo. Ik vind er ook de foto terug uit het boek van onze Historische Vereniging – Het Grote Gemis.
Sallo staat er tussen zijn vader en moeder in. Hij heeft grote zwarte kijkers. Die kijken je een tikkeltje vragend aan. Een beetje bedremmeld ook.
Zijn vader was keurmeester. Keurmeester de Vries verrichtte de keuringen bij de firma Welling, de slachterij. Hij is van 1906. Sara was een jaar jonger. Op de foto zijn ze beiden niet veel ouder dan dertig jaar. Twee jonge mensen nog maar.
Bram de Vries kwam uit Neede.
Zijn vader heette Salomon en zijn moeder Lena. Lena Gottschalk uit Almelo. Op de site van het Joods Historisch museum vind ik van hen twee markante portretten.
Ze hadden in Neede een slagerij. Ze hadden een Duits dienstmeisje in huis. Deze twee mensen kwamen beiden om in Sobibor. Op dezelfde dag. Op 14 mei 1943.
Salomon mag dan een gewone slager uit Neede zijn, hij had een neef die landelijk bekend was. Die neef is net als Salomon in Neede opgegroeid. Simon Philip de Vries heette hij. Hij zou rabbijn worden. In Haarlem. Een groot mens. Groot omdat hij zich klein wist. Klein tegenover het grote mysterie van het leven.
Daarvan heeft hij in vele artikelen verteld en vooral in dat ene prachtige boek. Joodse riten en symbolen. Zo heet dat boek. Het gaat over al die feesten die het jodendom viert in de kring van het gezin. Feesten die over allerlei aspecten van het leven gaan. Over grote beloften. Over diepe tragedies. Over de liefde. Van mensen onderling en liefde voor dat grote mysterie dat onuitsprekelijk is. Het is een intiem en diep gelovig boek dat in mijn boekenkast een ereplekje heeft.
Simon Philip de Vries had twee zusters die in Borculo hebben gewoond. Ze hadden een manufacturenzaak naast het huis aan de Hofstraat 4 daar waar de Weemhof op de Hofstraat uitkomt. Maar ook zelf heeft hij een klein jaar in Borculo gewoond. Bram de Vries was een achterneef van deze geliefde rabbijn en je vraagt je af, wat de kleine Sallo misschien wel ooit geworden was als hij verder had kunnen leven.
Simon Philip de Vries is op 24 maart 1944 in Bergen Belsen omgekomen. In hetzelfde kamp waar ook Anne Frank de dood gevonden heeft.
Ik ben terug op de Lange Wal.
Ik heb een foto gemaakt van het huis van Abraham en Sara. Ze woonden op het hoekje van het dubbele woonhuis dat ooit op “Joodse grond” gebouwd werd. Want de familie Elzas had grond op die plek. Boomgaarden en tuinen. Daarop werden de zogenoemde Elzashuizen gebouwd. Allemaal stille getuigen aan een tijd van weleer.
Als hier de stenen eens spreken konden.
Maar stenen spreken niet. Ze hebben geen mond en ze hebben ook geen oren.
Op deze plek bevindt zich een steen die ik ter sprake brengen wil.
Ik vertelde u al dat ooit de Borculose Joden om hun doden te begraven een plekje kregen ergens op de wallen rondom Borculo. Welnu. Dat is hier geweest. Hier voor het huis aan de Lange Wal op de hoek van de Weemhof.
Hier waar je ooit over het water en de landen uit kon zien lag het kleine Joodse kerkhof en één steen daarvan is ons gebleven en die steen bevindt zich links naast het tuinhekje dat naar de voordeur leidt van het huis dat Abraham de Vries ooit heeft bewoond.
Het moet een grote steen zijn. Maar alleen het bovenste stukje van die steen steekt nog boven het maaiveld uit. Als je goed kijkt zie je iets wat op een inscriptie lijkt. Twee versleten letters gehouwen in de steen.
Twee letters die maken dat deze steen gaat spreken. Dus toch. Want enig speurwerk heeft mij geleerd dat het om twee Hebreeuwse – Joodse – letters gaat. Een פ en een נ. Het zijn de beginletters van de woorden po niqbar en dat betekent : hier rust. Hier ligt begraven.
Hier op dit plekje voor het huis van Abraham de Vries lagen ver voor zijn tijd de Joodse doden op de wal begraven. Nu rest alleen deze ene steen die aan de oude rechten herinnert ooit aan de Joden in Borculo door het hof van Borculo geschonken.
Op de Joodse begraafplaats dat nu aan de Van Coeverdenstraat gelegen is, vind je stenen waarop deze twee letters nog ingebeiteld staan. Het Joodse kerkhof met zo veel oude namen van families van hen die onder ons hun gewone leven hebben geleefd.
Totdat de Tweede Wereldoorlog ook Borculo bereikte en met die oorlog ook de rechteloosheid en de waanzin die zich inmiddels van ons buurland meester hadden gemaakt. Ik vraag me af of de foto van het gezin van Bram de Vries in die tijd is gemaakt. Gezien de leeftijd van de kleine Sallo denk ik van wel. Toch kijkt Bram de Vries lachend naar iets dat zich terzijde van de fotograaf heeft afgespeeld. Sara en de kleine Sallo lachen echter niet.
Toen hadden de Duitsers Borculo bezet.
Als één van de eersten werden Izak Spanjar en Hartog Noot weggevoerd. Na enkele weken komt het bericht al binnen. In Mauthausen vonden ze de dood. Zo wilden de Duitsers de Joden van Borculo intimideren. Niet hen alleen. Ook de niet-Joodse inwoners van Borculo moesten een lesje leren. De les van de terreur.
In november 1942 en maart 1943 werden de Borculose Joden die niet ondergedoken waren op transport gesteld. Abraham en Sara de Vries en hun kleine zoontje Sallo van vier jaar moeten echter al eerder op transport zijn gesteld.
Als hier de stenen eens spreken konden.
Stenen spreken niet.
Wel heeft de Historische Vereniging van Borculo mensen geïnterviewd. Getuigen die erbij waren of later de verhalen hebben bewaard en in die verhalen leeft het kleine gezin dat aan de Lange Wal 20 heeft gewoond nog voort en uit die documenten geef ik hier het volgende – gedeeltelijk – weer.
Eén geval herinner ik me nog wel, dat was de keurmeester De Vries. Hij woonde aan de Lange Wal op de hoek van de Weemhof tegenover fietsenhandel Engbert Schuppert. Van mijn grootvader heb ik wel eens gehoord dat Engbert Schuppert die zwaar in het verzet zat, nog aangeboden heeft om hem en zijn gezin naar een veilig adres te brengen, maar dat schijnt hij niet gewild of niet aangedurft te hebben, of dacht misschien dat het nog wel mee zou vallen.
Deze zelfde Engbert Schuppert komt aan het woord in het boekje Borculo in Oorlogstijd. Daarin vertelt hij, dat Abraham de Vries tewerkgesteld werd in het kamp Ruinerwold. Daar is hij met papieren waarmee hij hem vrij kon krijgen heen gegaan. Abraham de Vries had bijna niet meer kunnen lopen. Hij ging met Engbert Schuppert terug mee naar Borculo.
Engbert Schuppert is óók naar Westerbork gegaan om te proberen daar met Abraham de Vries in contact te komen en wat kleren voor hem mee te nemen. Dat moet niet zijn gelukt, al konden ze er de koffer achter laten. Zo snel mogelijk zijn ze daar weg gegaan.
Daar gingen we. Intussen kwamen we in een colonne van 1600 Joden die op transport gingen. De hele weg liep vol met Joden en de auto toeterde maar. De Duitsers maakten ruimte voor ons en zo zijn we weer uit het kamp gekomen.
Op maandag 19 oktober vertrok de trein uit Westerbork die 20 wagons telde. Er zaten 167 kinderen in dat transport en de kleine Sallo was daar één van. Op 21 oktober kwam de trein in Auschwitz aan. Na de selectie werden 497 mannen toegelaten tot het kamp. Ze kregen de nummers 69212 – 69708 op hun arm getatoeëerd. Onder hen was Abraham die enkele maanden later sterven zou. Alle overige gedeporteerden werden in de gaskamers vermoord. Onder hen was Sara Spanjar en haar kind.
Uit de interviews geef ik hier tenslotte het volgende weer.
Ze hadden een zoontje van vijf of zes jaar. ‘s Middags hadden de kinderen nog samen gespeeld. ‘s Avonds hoorden ze hem huilen. Hij was wakker gemaakt en het gezin is in een veewagen afgevoerd.
Zelf mocht ik een gesprek voeren met één van onze oudste inwoners van Borculo die me het volgende vertelde.
Op de hoek van de Lange Wal en de Weemhof woonde De Vries. Die was keurmeester. Dat was een ‘alleraardigste vent’. Vader zei al in 1938 vanwege de Kristallnacht : ‘Maak toch dat je weg komt’. Maar De Vries had gezegd : ‘Ja moar ik heb nog nooit ‘n mens kwoad ‘edoan’.
Ik sta voor het huis aan de Lange Wal. Ooit moet de kleine Sallo hier op die middag nog op straat hebben gespeeld. Het was voordat de avond hem hoorde huilen …..
Als de stenen hier eens spreken konden. Maar dat doen ze niet. Stenen hebben geen mond en ze hebben geen oren.
Ik sta bij de oude grafsteen van weleer daar aan de Lange Wal, de steen die zegt dat ooit hier de Joodse doden hun rustplaats vonden. Ik sta met mijn rug naar de steen en realiseer mij dat ik met mijn gezicht naar het oosten sta. Net zoals de grafstenen op de oude Joodse begraafplaats van Borculo naar het oosten staan gekeerd.
Naar waar de zon opkomt.
Naar waar heel in de verte Jeruzalem moet liggen.
Henk G. Teeuwen
geschreven in het najaar van 2015
Borklose Maote no. 44