Een Joodse veehandelaar in Borculo Henk G. Teeuwen
Een grote familie in Borculo
Jacob Spanjar (1898 – 1943) kwam uit Rijssen. Van moederszijde liggen zijn wortels in Wierden en Ootmarsum diep in het katholieke Twente. Het is bijzonder dat er zo veel leden uit deze familie allemaal in Borculo woonden. Een broer en een zus. Een neef en een nicht. Een achterneef.
Een ver familielid
Niemand van hen heeft de oorlog overleefd. Ik ging desalniettemin op zoek naar familieleden. Ik vond een achternichtje van Jacob Spanjar in Israël. Haar moeder was een nichtje van Jacob dat Bergen Belsen overleefde. We hadden een lang telefoongesprek.
Mijn moeder is oud geworden, vertelde ze mij. Toen ze stierf was er sneeuw gevallen. Sneeuw in Israël! Chaja heette mijn moeder. Dat betekent leven. Leven! Dat wilde mijn moeder. Wij zijn het die gewonnen hebben. Hitler niet. Daarom was ze zo blij met ons en met haar kleinkinderen. Bloemen en kinderen zijn de mooiste dingen in de wereld, zei mijn moeder graag. Chaja Sara van Leeuwen wist de duistere nacht van de Holocaust ten spijt toch het leven te omarmen en leefde anderen de zin van het leven voor.
Een Joodse veehandelaar in Borculo
Jacob Spanjar woonde op de hoek van de Barchemseweg en de Burgemeester Bloemerstraat. Het huis maakte een paar jaar geleden plaats voor nieuwbouw. Het enige dat aan Jacob en zijn gezin herinnert zijn zes Stolpersteine in het trottoir.
Jacob was getrouwd met Marie Augusta de Vries (1902 – 1943). Marie was de dochter van een Needse slager en nog familie van de bekende rabbijn Simon Philip de Vries de schrijver van het prachtige boek Joodse riten en symbolen.
Vier kinderen kregen Jacob en Marie. Heintje Lena werd geboren in 1924. Salomon in 1925. Levie in 1927 en tenslotte kwam Lena in 1929 op de wereld. Heintje woonde in de eerste oorlogsjaren in Wassenaar bij een zus van Jacob. Deze Sophia van Leeuwen – Spanjar was een zuster van Jacob.
Jacob was veehandelaar. Aan de Pagendijk achter het huis van de familie Roozendaal lagen de zogeheten Jöddenweiden. Als Jacob een beste koe gekocht had, kon het dier er de laatste uren doorbrengen alvorens het de weg vond naar de Joodse slager waarvan je er in Borculo heel wat had.
Op marktdagen kon je Jacob al vroeg op de veemarkt vinden waar werd keer op keer de koop met handslag werd besloten. Na afloop troffen de Joodse handelaars elkaar in het vertrouwde marktcafé van Sam Berg.
De loofhut achter het huis
Op het Loofhuttenfeest gedenkt het jodendom de lange tocht door de woestijn na de Uittocht uit Egypte. Joodse families bouwen daartoe in de tuin een loofhut waarin een week lang elke dag gegeten wordt. Een feestelijke maaltijd omringd met allerlei gebruiken.
In het dak van de loofhut is een opening waardoor je ’s avonds de sterrenhemel ziet. De woonplaats van de Allerhoogste die zijn volk gedurende de veertig jaren in de woestijn nooit uit het oog verloren heeft. Een mooie gedachte in een onveilig bestaan!
Jacob Spanjar bouwde zijn loofhut achter het huis onder de takken van een reusachtige treurels. Die treurels is verdwenen maar heeft lange tijd in de herinnering van menig Borculoër voortgeleefd.
De Joodse school
Op de Joodse school aan de Korte Wal werden de Joodse kinderen door de zeer geliefde Joodse onderwijzer Hartog Noot ingewijd in de geheimen van het jodendom. Ze staan op de foto die eind dertiger jaren is genomen. Het meisje vooraan rechts op de foto is Lena die de hand vasthoudt van het Joodse vluchtelingetje Erika Löwenberg. Over haar rechterschouder kijkt Levie de lens in. Schuin achter hem staat zijn vriend Willy Löwenberg met zijn ronde gezicht. Achter Willy staan Heintje Lena en Salomon.
Willy Löwenberg overleefde de oorlog en liet ooit zijn herinneringen te boek stellen. Eén van die herinneringen is aan zijn vriendje Levie Spanjar. Het waren twee bollebozen!
Levi was mijn allerbeste vriend. We konden allebei goed leren en hielden van lezen. Voor ik naar Westerbork ging had ik boeken gelezen als “De gebroeders Karamazov” en “Anna Karenina” en zelfs werk van Sigmund Freud.
Op weg naar het einde
In de gemeenschap van Borculo wisten Jacob Spanjar en Marie de Vries zich veilig totdat het nationaalsocialisme met zijn rassenleer het ook in Nederland voor het zeggen kreeg. De anti-Joodse maatregelen isoleerden de Joodse burgers van hun medeburgers en ontnamen hen alle rechten. Tenslotte was er geen uitweg meer.
Ooggetuigen
Het Nederlandse jodendom werd bijeengedreven in de Durchgangslager Westerbork en Vught. Vandaaruit ging het in overvolle veewagons op transport naar één van de vernietigingskampen. Van de meesten ontbreekt ieder spoor behalve een persoonskaart in de kaartenbak van de Joodse Raad. Van Jacob Spanjar weten we echter dankzij ooggetuigen stap voor stap wat hem is overkomen vanaf de dagen waarin hij met zijn gezin ondergedoken was tot aan zijn eenzame dood in het turfgraverskamp Dorohucza aan de oostgrens van Polen.
Een verlaten huis
Het moet daags na de grote razzia van 18 november 1942 zijn geweest. Een jongetje zag op weg naar school hoe Duitse soldaten de woning van de familie Spanjar binnendrongen. Jaren later tekende de Historische Vereniging van Borculo zijn herinneringen op.
Het was op de hoek van de Bloemersstraat en de Barchemseweg bij de familie Spanjar. Ze klopten vergeefs aan. Daarop werd de deur geforceerd, maar de vogels waren gevlogen en ondergedoken.
Inderdaad had Jacob Spanjar tijdig met zijn gezin het huis verlaten en zich een veilig heenkomen gezocht.
Vught
Lang duurde de onderduik niet. Een registratieformulier vermeldt in schrijfmachineletters de aankomst van Jacob en Marie met hun vier kinderen op 19 april 1943 in het Konzentrationslager Herzogenbusch oftewel Kamp Vught.
Er zijn dagboeken bewaard die de mensonterende omstandigheden in dit kamp tot in detail beschrijven. Oude mensen en kinderen vonden er de dood door de wreedheden, door uitputting en ziekte. Drie weken duurde het verblijf in Vught. Op 8 mei staat een lange trein gereed om te vertrekken naar Westerbork. Janneke de Moei schrijft erover in haar boek Joodse kinderen in het kamp Vught.
Om vijf uur ’s morgens wordt in de barakken meegedeeld dat die dag een transport van 1500 mensen naar Westerbork vertrekt. Het gaat om oude en zieke mensen en om gezinnen waarvan het gezinshoofd ouder is dan 55 jaar. Later wordt bekend dat ook gezinnen met vier kinderen zich klaar moeten maken voor vertrek. Telkens worden nieuwe namen genoemd. Iedereen is zeer nerveus.
Het Brabants Dagblad van 31 maart 2021 heeft drie foto’s afgedrukt afkomstig uit een album van een onbekende Duitse militair. Ze zijn weliswaar van een transport twee weken later maar geven een beeld van het ook op 8 mei moet zijn toegegaan.
Westerbork
In Westerbork op 9 mei aangekomen moest het gezin naar de strafbarak. Opgepakte onderduikers werden daarin voor straf ondergebracht. Ze werden kaalgeschoren en bleven er slechts kort. Daar zag Willy Löwenberg zijn vriend Levie terug en zou er later van vertellen.
Dit kamp in het kamp maakte ons bang. In dit kamp heb ik een aantal mensen gezien die ik kende. Levi Spanjar was één van hen met zijn broer, zijn beide zusters en zijn ouders. Ze zijn opgepakt in een boerderij waar ze ondergedoken zaten. Zijn gehele familie van beide kanten is uitgeroeid. Er is niemand van over.
Op de persoonskaart van Jacob Spanjar en zijn gezin staat met grote rode letters T 11.5.43. Het transport naar Sobibor op 11 mei telde vijfendertig wagons. Onder de 1446 gedeporteerden waren 180 kinderen. In dit transport waren ook de ouders van Jacob namelijk Levie en Heintje Spanjar – Cohen. Ze waren 85 en 72 jaar. Opmerkelijk is de aantekening laatste bericht uit Dorohucza gedateerd 7 september 1943.
Sobibor
In ditzelfde transport dat op 14 mei in Sobibor arriveerde, bevond zich ook een zekere Jozef Wins. Van transport nr 63 is hij de enige overlevende. Zijn verklaringen zijn vastgelegd door Het Rode Kruis en door het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. Zo weten wij dankzij zijn getuigenis wat ook Jacob Spanjar heeft meegemaakt.
Drie dagen later kwam het transport in Sobibor aan, waar de Joodse strafgevallen de trein uitgeslagen werden. Wat Sobibor voor soort kamp was, wist Wins toen nog niet. Het oogde in ieder geval niet luguber. ‘Ik zag rondom mij allerlei huizen en barakken; het kamp zag er vriendelijk uit, er waren rode daken en paden van kiezelsteen’.
Wins hoorde bij de tachtig man die uit zijn transport werden gehaald om over te worden gebracht naar het nabij gelegen werkkamp Dorohucza. Maar voordat hij uit Sobibor vertrok, ving hij een glimp op van wat de joden die moesten blijven te wachten stond.
In de verte zag hij dat ‘de achtergebleven mensen schoenen en sokken moesten uittrekken en oudere mensen en zieken op lorriewagentjes werden gegooid. Voortdurend werd op deze mensen met zwepen geslagen.’ Getuige werd nog dezelfde nacht na aankomst met de 80 uitgezochte mannen doorgestuurd naar Dorohucza.
Eén van deze tachtig mannen was ook Jacob Spanjar. Zijn vrouw Marie Augusta de Vries, hun kinderen Heintje, Salomon,. Levie en Lea en ook zijn bejaarde ouders werden diezelfde dag nog vergast.
Dorohucza
De tachtig mannen werden overgebracht naar het nabijgelegen SS Arbeitslager Dorohucza. Het kamp dat ongeveer 500 gevangenen telde lag aan de rivier de Wieprz. Aan de overzijde van de rivier bevonden zich de turfvelden waar de gevangenen zware arbeid verrichtten. Drie barakken stonden rondom de appelplaats die het toneel was van dagelijkse wreedheden. De meeste gevangenen hielden het niet langer dan enkele weken uit.
Toen Jozef Wins aankwam in het kamp was hij ervan getuige dat tachtig man wier plaats door de nieuwkomers zou worden ingenomen, werden afgevoerd.
Toen wij aankwamen, werden er tachtig man afgevoerd. Deze mensen moesten hun schoenen en laarzen uittrekken en gingen op hun blote voeten weg. Er werd ook flink geslagen en wij stonden er ontsteld naar te kijken, vooral toen ze, nadat er een paar in het water waren gevallen, nog doorsloegen ook.’
Het tafereel zou zich telkens herhalen. Steeds moesten gevangenen door uitputting verzwakt plaatsmaken voor opnieuw aangevoerde werkkrachten. Dan vonden er op de appelplaats selecties plaats.
‘Wij stonden in rijen van vijf naakt aangetreden. Eerst moesten de voorste Joden naar voren komen en werden de zwaksten er uit gekozen. Hadden ze nog niet genoeg, dan begon hetzelfde van begin af aan, net zo lang tot er tachtig waren.’
Drie Nederlanders hebben de verschrikkingen van Dorohucza overleefd. Jozef Wins, Leo de Vries en Jules Schelvis. Jules Schelvis kwam drie weken later op 4 juni 1943 aan in het kamp. Aan zijn boek Vernietigingskamp Sobibor heb ik het volgende ontleend.
Laatste bericht uit Dorohucza
Hoe is het Jacob Spanjar na die veertiende mei 1943 vergaan? Een maand geleden bevond hij zich nog in veiligheid op de plek waar hij met zijn gezin ondergedoken zat. Nu was hij alleen en stond oog in oog met de huiveringwekkende werkelijkheid van een kamp waarvan hij de naam nog nooit had gehoord: Dorohucza.
.Het Joods Monument vermeldt dat Jacob op 30 november 1943 is omgekomen. Hoe komt men aan die datum?
Op 3 en 4 november vond de Aktion Erntefest plaats. Het was de codenaam van de massamoord waarbij meer dan 43.000 Joodse slachtoffers vielen in de provincie Lublin waarin ook Dorohucza lag. Van de honderden Nederlanders onder hen is een exacte sterfdatum niet bekend. Daarom is hun overlijden op de laatste dag van de maand genoteerd en wel 30 november. Maar was Jacob inderdaad één van hen? Schelvis schrijft namelijk dat men het in de SS Arbeitslager kampen slechts enkele weken of hooguit een paar maanden kon uithouden. Leefde Jacob nog in november?
Misschien is Jacob Spanjar eerder van uitputting gestorven. Misschien was hij één van hen die de selecties niet hebben overleefd. Misschien werd hij het slachtoffer van de SS Hauptscharführer Gottfried Schwarz die een mitrailleur richting de drie barakken had opgesteld. Misschien kwam hij door de wreedheid van één van Oekraïense bewakers om het leven.
Laatste bericht uit Dorohucza
Het laatste wat wij van Jacob Spanjar weten is de aantekening op de persoonskaart 7 september 1943 laatste bericht uit Dorohucza.
De kampleiding liet de gevangenen briefkaarten schrijven waarvan de inhoud de in Nederland achtergeblevenen de illusie moest geven dat het in de werkkampen van de Duitsers eigenlijk wel meeviel. Van de tachtig man uit de groep van Jacob Spanjar hebben er 67 dat gedaan. De kaarten kwamen echter pas maanden later binnen bij de Joodse Raad en wel op 7 september die er vervolgens een aantekening van maakte. En zo is de aantekening op Jacobs persoonskaart het allerlaatste spoor dat van hem gebleven is. Waarschijnlijk was hij op 7 september niet meer in leven.
Nawoord
Niemand van de grote Joodse familie Spanjar in Borculo keerde terug. Ik vond een achternichtje van Jacob Spanjar in Israël dat mij vertelde van het levensmotto van haar moeder Chaja. Bloemen en kinderenzijn de mooiste dingen in de wereld …Aan haar draag ik dit artikel op.
Bronnen
William Lowenberg : For my family
Jules Schelvis Vernietigingskamp Sobibor
Janneke de Moei Joodse kinderen in het kamp Vught
HISVEBO Het grote gemis
Guus Luijters : In memoriam de gedeporteerde Joodse Roma en Sintikinderen
NIOD : transportlijst 11 mei 1943
Rapport Informatiebureau van Het Nederlandsche Roode Kruis februari 1947
Publicatie van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie op Sobiborinterviews.nl
www.oorlogslevens.nl : o.a. persoonskaart Jacob Spanjar
HISVEBO Interviews herinneringen aan het Joodse leven in Borculo
Beeldmateriaal
HISVEBO
Brabants Dagblad 31 maart 2021
Henk Teeuwen