Betsie Meijer; Wie noemt haar naam ?

Betsie Meijer Borculo 12 juni 1921 – Sobibor 7 mei 1943 Henk G. Teeuwen

Een graf op de Joodse begraafplaats van Borculo
Graf van Rozalie Bloemendal de moeder van Betsie op de Joodse begraafplaats van Borculo Foto: Henk G Teeuwen

Op een mooie donderdagmiddag in mei ben ik naar de Joodse begraafplaats van Borculo gegaan. Het gras onder mijn voeten is dor en droog. Ik vind het graf van Rozalie Bloemendal. In 1929 is ze gestorven. In den ouderdom van 47 jaar lees ik op haar grafsteen. Haar man Ruben Meijer bleef achter met drie jonge kinderen.

Het is stil op de begraafplaats. Maar binnenin mij is het ook stil. Ik ben hier om een spoor te vinden van Betsie Meijer. Rozalie Bloemendal was haar moeder. Op de plek waar ik sta, moet lang geleden ook Betsie Meijer hebben gestaan. Een kind nog. Bij het graf van haar moeder.

Dochter van een Joodse slager

Betsie was het oudste kind van de slager en veehandelaar Ruben Meijer aan de Voorstad 6 en Rozalie Bloemendal. Het huis staat er nog altijd. Ruben moet klein en gedrongen van gestalte zijn geweest. Zijn moeder Carolina Meijer – Leverpoll was een vrome vrouw die in het Joodse verenigingsleven van het Berkelstadje zeer werd gewaardeerd. Ook Ruben speelde een actieve rol in de Joodse Gemeente van Borculo. Jarenlang was hij lid van het kerkbestuur als penningmeester en later als secretaris. Net als zijn moeder werd ook hij om zijn toewijding en kwaliteiten geprezen zoals te lezen staat in de notulen van de kerkenraad.

Nieuw Israëlietisch Weekblad 1949.09.09 overlijden Ruben Meijer

Deze notulen geven een inkijkje in het zachtmoedige en tegelijk vasthoudende karakter van Ruben Meijer. Zo ging de slager en veehandelaar uit de Voorstad op de vergadering van 4 december 1937 een conflict niet uit de weg met Nathan Elzas. Elzas was de deftige directeur van de perkamentfabriek en voorzitter van de kerkenraad. Ruben betoogde dat een verhoging van de kerkelijke bijdrage niet in het belang was van de middenstanders in de gemeente. Het waren immers zware tijden. Hoe moesten zij het hoofd boven water houden? Het botste. Nathan Elzas verweet zijn penningmeester een slecht financier te zijn! Hoezeer Ruben Meijer uiteindelijk wel degelijk zeer gewaardeerd werd, blijkt uit de advertentie die de Joodse Gemeente bij zijn overlijden op 18 augustus 1949 liet plaatsen in het Nieuw Israëlitisch Weekblad.

Opgegroeid in de veilige wereld van de Voorstad

Betsie Meijer is geboren op 12 juni 1921. Ze is vernoemd naar haar grootmoeder van moederszijde, de Winschotense Betje Bloemendal – Gosschalk. Binnenshuis luisterde die grootmoeder naar haar Jiddische naam Beile. De betekenis van deze naam is blank. Een naam die doet denken aan mooie karaktereigenschappen als zuiverheid, onschuld en eenvoud. Ruben en Rozalie kregen twee jaar later in 1923 een tweeling – Carolina en Meijer. Hun namen staan op de Stolpersteine voor het huis aan de Voorstad.

MULO aan de Ruurloseweg rond 1918 bron HISVEBO

Niet lang daarna op 10 augustus 1925 werd Borculo overvallen door een zware cycloon die grote verwoesting aanrichtte en die ook het huis aan de Voorstad trof. De wederopbouw werd vanuit het hele land gesteund en zo konden ook Ruben en Rozalie met hun kinderen een nieuw begin maken. Voor Betsie zou het niet de laatste keer zijn dat zij de wereld om zich heen letterlijk inéén zag storten.

Vier jaar later stierf Rozalie. Ze liet een gezin met kleine kinderen achter. Anderhalf jaar later hertrouwde Ruben met Rosalie Hertog. Met haar kreeg Ruben, die inmiddels 52 jaar was, geen kinderen. Betsie groeide op in de veilige kleurrijke wereld van de Voorstad waaraan veel vrome Joodse families woonden met namen als Lobstein, Hartog en Cohen. Slagers en manufacturiers waren het en een enkele kruidenier.

Overdag bezocht Betsie de openbare school en na schooltijd ging ze op Joodse les bij de geliefde godsdienstleraar Hartog Noot. Op weg naar de Joodse school aan de Korte Wal kwam ze langs de kleine winkel in garen en band van Gousje Lobstein. Het verhaal gaat dat – als je bij Gousje één van de overvolle laatjes opentrok – de klosjes garen over de grond rolden.

Een ondernemend meisje
Schroeder van der Kolkstraat 9 foto ca 1920 bron Utrechts Archief . Het opschrift aan de gevel van het pension is duidelijk te zien

Na de lagere school bezocht Betsie de MULO in Borculo. Zij moet een ondernemend meisje zijn geweest, want al op haar zestiende verliet zij het ouderlijk huis en de vertrouwde Borculose omgeving om op 3 december 1937 naar het verre Utrecht te gaan. Daar aan de Koningslaan 16 woonde haar oom Emanuel Leopold Bloemendal, een broer van haar moeder. Het was maar voor even, want na enkele weken later verhuisde ze naar de Schröder van der Kolkstraat 9. Daar woonde ze in het koosjere pension van Jakob Reichmann. Mogelijk heeft Betsie gewerkt in de huishouding van het pension.

Synagoge te Utrecht gebouwd in 1925. foto vóór 1940 bron: commons.wikipedia.org

Betsie moet haar ogen uitgekeken hebben in de eeuwenoude bisschopsstad met zijn brede singels en zijn Oude en Nieuwe Gracht. Ze zal ongetwijfeld in de pas gebouwde synagoge aan de Springweg welkom zijn geweest al was het maar op voorspraak van haar oom Emanuel Bloemendal of de verre familie in Borculo.

Het bombardement van Rotterdam
Puinresten van gebouwen na het Duitse bombardement van 14 mei 1940. Diergaardelaan vanaf de Diergaarde gezien foto juni 1940 Stadsarchief Rotterdam.

Na 2 jaar heeft Betsie Utrecht weer verlaten. Op 5 april 1940 ging ze naar Rotterdam. Het was een maand voor de Duitse inval. Haar jongere zus Carolina was haar al voorgegaan. Carolina werkte als apothekersassistente en woonde bij Johan Wijler die uit Lochem kwam. Diens zuster Henriëtte was gehuwd met Meijer Meijer, een oom van Betsie. Hoe klein de wereld is!

Aan de Diergaardelaan 44 bevond zich het pension van David de Levie. Daar kon Betsie opnieuw in de huishouding aan de slag zij het zonder te weten wat haar in Rotterdam te wachten stond. Want een maand later vond op 14 mei 1940 het bombardement plaats op Rotterdam. Ook de Diergaardelaan werd zwaar getroffen. Opnieuw maakte Betsie vijftien jaar na de cycloon van Borculo mee dat de wereld om je heen kan instorten. Een foto die enkele maanden later van de Diergaardelaan werd genomen, spreekt voor zich.

In één dag maakte Duitsland duidelijk wie er de komende jaren in Nederland de wetten zou schrijven. Vanaf die veertiende mei zou Betsie steeds opnieuw op de vlucht zijn voor die meedogenloze macht van de bezetter. Dat ondernemende Joodse meisje uit Borculo. Op 7 augustus 1940 heeft ze een nieuw onderdak gevonden aan de Hoyledesingel 20 te Hillegersberg. Waarschijnlijk werkte ze er als dienstbode met kost en inwoning en een goed salaris als we een advertentie uit die tijd mogen geloven.

In huis bij Gerard van Rijn in Amsterdam
Koninginneweg 42 – 48 Amsterdam bron Amsterdamopdekaart.nl

Op 17 november 1941 heeft Betsie de havenstad met zijn talrijke ruïnes verlaten. Ze werd opgenomen in het gezin van Gerard van Rijn wonend in een mooi pand aan de Koninginneweg 46 in Amsterdam. Waarschijnlijk is dat geen toeval geweest en dat zit zo.

Gerard van Rijn had een zuster – Alagonda van Rijn – die gehuwd was met de Borculose Jacques Lobstein. Dus waren Gerard van Rijn en Jacques Lobstein zwagers. Maar dat niet alleen. Zij waren ook volle neven, omdat hun moeders Vrouwke en Esther Hes zusters waren van elkaar. Gerard van Rijn was dus óók een neef van de eerdergenoemde Gousje Lobstein – een zuster van Jacques – die een buurvrouw was van Ruben Meijer. Het kan nauwelijks toeval zijn geweest dat Betsie in die moeilijke oorlogsjaren welkom was in het gezin van Gerard van Rijn.

Gerard van Rijn had een mooie functie als onderdirecteur van de Amsterdamse Bank maar inmiddels namen de anti-Joodse maatregelen in snel tempo toe. Deze waren niet alleen vernederend maar isoleerden tevens doelgericht het Joodse volksdeel van de overige Nederlandse bevolking en beroofden het stap voor stap van alle rechten.

In november 1941 werden Joodse ambtenaren ontslagen en werd aan Joden het recht ontnomen allerlei ambachten en beroepen uit te oefenen. Ook Gerard van Rijn moest ander werk zoeken en vond dat tenslotte als financieel medewerker in de Joodse Vereniging van Verpleging en Verzorging. Die was in het kader van de genoemde maatregelen op 4 november 1942 opgericht als overkoepelend orgaan van Joodse zorginstellingen waaronder naast zieken – en bejaardenhuizen ook een achttal weeshuizen. De functie bezorgde Gerard van Rijn een Sperre. Dat document behoedde de bezitter – vooralsnog – voor deportatie.

Centraal Israëlietisch Weeshuis in Utrecht  
Centraal Israëlietisch Weeshuis Nieuwegracht 92 1932 Utrechts Archief

Op 8 augustus 1942 werd Betsie in Utrecht ingeschreven. Nu woont ze aan de Nieuwegracht 92. Daar bevond zich het Centraal Israëlietisch Weeshuis (CIW). In het begin van 1942 had het weeshuis ongeveer veertig pupillen, tien verzorgers en dertig gastkinderen die na de Kristallnacht uit Duitsland waren gevlucht. Betsie kon er aan de slag als kinderverzorgster.

De uit Duitsland gevluchte kinderen waren inmiddels op 10 maart 1942 door de Duitsers naar Kamp Westerbork gedeporteerd. Hun vertrek moet in het weeshuis een bedrukkende leegte hebben achtergelaten. Reeds twee maanden nadat Betsie in het weeshuis met haar werk was begonnen, gaf de bezetter in oktober 1942 bevel tot gehele ontruiming van het weeshuis. Alle resterende kinderen en het voltallige weeshuispersoneel moesten vertrekken. Ze vonden onderdak in Amsterdam. Ook Betsie ging. Ze was opnieuw welkom in het gezin van Gerard van Rijn aan de Koninginneweg 46hs in Amsterdam.

Betsie liet in Utrecht geen adres achter. De ambtenaar noteerde in december 1942 achter haar naam VOW oftewel vertrokken onbekend waarheen. Vaak betekent dit dat iemand ondergedoken was. Dat was Betsie niet want dankzij haar werk beschikte ze over een Sperre die haar – vooralsnog – vrijwaarde van vertrek naar Westerbork.

Terug naar Amsterdam

In diezelfde tijd moet er uit Borculo een onheilspellend bericht zijn gekomen. Op 18 november 1942 vond er opnieuw een razzia plaats in Borculo. Hele gezinnen verlieten hun huis. Ook de tweeling Meier en Carolina zijn weggegaan vermoedelijk in de veronderstelling dat ze naar een werkkamp gingen. Zes dagen later echter vertrokken zij van Westerbork met Auschwitz als bestemming. In Amsterdam zette het bestuur van het Utrechtse Centraal Israëlietisch Weeshuis zijn werk voort. Daarvan getuigen verschillende vergaderverslagen een enkele keer voorzien van het stempel van de eerder genoemde Joodsche Vereeniging voor Verpleging en Verzorging afd. Centraal Israëlietisch Weeshuis. In deze verslagen komen we soms de naam van Betsie Meijer tegen. Uit deze notulen blijkt onder meer, dat het uit Utrecht vertrokken weeshuis in Amsterdam werd voortgezet en wel aan de Geldersche Kade.

Ontruiming van het weeshuis aan de Gelderse kade

Het moet voor Betsie een angstige tijd zijn geweest. De gele Jodenster op de overjas van oude mensen op straat. Joodse burgers die in gereedstaande vrachtwagens werden gedreven. Ze moet het met eigen ogen hebben gezien. Ze hoorde de verhalen over de Hollandsche Schouwburg. De terreur regeerde overal. Dat Carolina op 27 november 1942 in de gaskamer van Auschwitz was gestorven, wist ze niet en al evenmin wat Meijer heeft moeten meemaken, voordat hij op een onbekende plek ergens in Europa de dood zou vinden vermoedelijk in de herfst van 1943. De deportatie – en vernietigingsmachine van de nazi’s werkte genadeloos door. Het Centraal Israëlietisch Weeshuis aan de Gelderse kade werd niet met rust gelaten. In het verslag van de Commissie van Beheer van 19 februari 1943 staat, dat de autoriteiten het weeshuis aan de Geldersche Kade hebben ontruimd.

Commissie van beheer van het Centraal Israëlietisch Weeshuis afd JVvVV notulen van 19 februari 1943

Het was op 10 februari 1943. De Joodse Raad te Amsterdam schreef daags daarna op 11 februari 1943 in haar notulen : Gisteren is de Joodsche gemeenschap hier ter stede getroffen door den ramp van het leeghalen van 4 weeshuizen … Vervolgens heeft de Commissie van Beheer neemt de zorg op zich genomen voor de kinderen die nog in Amsterdam zijn – zo lezen we in bovengenoemd verslag van 19 februari 1943. De dames Van Weenen en Meyer zullen zich belasten met het uitreiken van de nog aanwezige kleeding die voornamelijk uit ondergoed bestaat.De meeste kinderen krijgen nog heden – Vrijdag, 19 Februari – hun rugzakken. Veel Joodse gezinnen hadden rugzakken klaar staan. Gereed voor vertrek.

Westerbork

Na die tiende februari wil de Joodse Raad voor haar kartotheek weten wie er achtergebleven zijn. In een schrijven van de Commissie van beheer van het Centraal Israëlietisch Weeshuis gericht aan de Joodse Raad van 20 maart 1943 staat te lezen dat mejuffrouw B. Meyer nog niet is vertrokken in tegenstelling tot andere met name genoemde personeelsleden en dat zij nog in Nederland verblijft.

Zo was het ook maar niet voor lang.

Nog geen twee weken later hebben ook Gerard van Rijn en Dina Sophia Bertha Philippine van Gelder met hun kinderen Carla en Hugo en met Betsie en de eveneens inwonende vierentwintigjarige Magalina Leefsma het huis aan de Koninginneweg 46 moeten verlaten. Het is waarschijnlijk dat het zestal naar de Hollandsche Schouwburg is gebracht waar de meeste mensen drie tot vier nachten verbleven tot zij op transport werden gesteld. Op 2 april moeten vrachtwagens van de Ordnungspolizei hen naar het goederenstation Rietlanden op het oostelijk havengebied buiten de stad hebben gebracht. Daar stonden treinen klaar om naar Kamp Westerbork te vertrekken vanaf de Panamakade en de Sumatra – en Borneokade. Die avond zette de trein naar Westerbork zich in beweging die daar om 2 uur in de vroege ochtend van 3 april arriveerde. Betsie zou Borculo niet meer terugzien.

Barak 68 in Kamp Westerbork 3 april 1943
Persoonskaart van de Joodse Raad van Gerard van Rijn… Persoonskaart van de Joodse Raad van Betsie Meijer

Ze werden ondergebracht in barak 68. Onderduikers werden in barak 65, 66 of 67 ondergebracht zoals bijvoorbeeld de familie Frank. Vandaar dat we weten dat het gezin niet was ondergedoken. Dat hoefde ook niet. Het gezin meende immers te kunnen vertrouwen op de Sperre die hen vrijstelling gaf van deportatie. Niets was minder waar. Barak 68. De stapelbedden. Altijd stemmen. Wanhoop. Geruzie. De geruchten en elke maandag de angst en de grote spanning als de namen werden voorgelezen van hen die een dag later op transport zouden gaan. Oude mensen….. Jonge mensen…… Zieken….. Telkens op dinsdag. Een schrille fluittoon en de trein zette zich in beweging en in het kamp werd het stil.

Sobibor

Verschillende keren maakte Betsie het mee tot ook zij op 4 mei 1943 de trein binnen moest gaan die haar naar het vernietigingskamp Sobibor zou brengen vanwaar geen terugkeer mogelijk was. Op 7 mei 1943 moest ze de trein verlaten en vond ze even later in de gaskamer een gruwelijke dood.

Een jonge vrouw van 21 jaar uit ons eigen Borculo. Omdat ze Joods was.

BRONNEN

Dank ben ik verschuldigd aan John Stienen, Victor Frederik en Ad Huiding die resultaten van hun onderzoek met mij deelden

Het Grote Gemis uitgave HISVEBO

Gerrit Vruggink ; Voor hen die hun leven gaven

www.geni.com

Stenen Archief

Joods Monument

joodsamsterdam.nl

Persoons – en archiefkaarten Utrecht en Amsterdam

tracesofwar.nl

Arolsen Archieven

Notulen Cie van Beheer Centraal Israëlietisch Weeshuis (CIW)

Brief van de Cie van beheer van het CIW aan de Joodse Raad te Amsterdam van 20 maart 1943

Bert Polak Deportatie van Joden van ‘De Rietlanden’ in 1943