VAN GESLACHT OP GESLACHT
Een Joodse familie in Borculo
Vroom en markant
Misschien weet u het nog wel.
Op 30 april 2018 hebben we een gedenksteentje gelegd bij een huis aan de Hofstraat voor Bet Klaartje Hartog. Er lagen er al twee. Voor Rebekka en Aron Herman. Een broer en twee zusters. Ze woonden er met hun moeder Jansje Cutzien die in 1938 overleed, de weduwe van Mozes Hartog.
In Borculo kun je op meer plaatsen gedenksteentjes vinden voor leden van de familie Hartog. Aan het Muraltplein 57. Vier steentjes voor het gezin van Levi Hartog. Even verder over de brug vier steentjes voor Joseph Hartog en zijn drie dochters bij het eerste huis links aan de Karnemelksteeg.
Een Joodse familie in Borculo
Vroom en markant
Dit heb ik boven dit nieuwe artikel in Borklose Maote geschreven.
Vroom en tegelijk markant. Ik heb mij veel moeite getroost om familieleden op te sporen die zouden kunnen worden uitgenodigd om het plaatsen van het gedenksteentje voor Bet Klaartje Hartog bij te wonen. Tenslotte is het mij gelukt. De vele gesprekken die daarop volgden beschouw ik als een kostbare beloning. Ik hoorde veel over een broer van Bet Klaartje. Jo Hartog heette hij. Een zeer bijzondere en ook moedige man. Straks meer over hem.
Ver terug in de tijd
In de tweede helft van de achttiende eeuw hebben Joden zich nog sporadisch in onze contreien gevestigd en één van hen was Salomon Levi Hartog. Hij kwam uit het Duitse Lahnstein. Een stadje in de buurt van Koblenz gelegen bij de monding van de Lahn in de Rijn. Hij vestigde zich eerst in Vorden waar zijn zoon Joseph werd geboren. Joseph zou zich in Borculo vestigen en zijn vader ging mee.
Joseph leefde van 1766 tot 1842 en trouwde met de Lochemse Eva Salomons. Ze kregen maar liefst negen kinderen. Die gaven zij namen die je vervolgens telkens terug ziet komen in de familie.
Levie
Wolf
Mozes
En natuurlijk komt de naam Joseph telkens terug
Joseph wordt slager en vleeschhouwer genoemd.
Hij vestigde zich in een huis op de plek aan het Muraltplein 57 waar je op dit moment Studio Bellezza kunt vinden. Vlak voor de brug over de Berkel. De familie heeft er van geslacht op geslacht gewoond. Een oude plek is het daar!
Van Joseph wordt in 1803 verteld dat hij administrateur was van de Joodsche Armenstaat van de Joodse gemeente van Borculo. Een belangrijke functie in een gemeente die omziet naar hen die hulp en bijstand nodig hebben.
Steeds zullen nakomelingen van Joseph belangrijke functies bekleden in het Joodse leven.
Over het nageslacht van twee van de negen kinderen van Joseph en Eva ga ik iets vertellen.
Van hen zijn er nog verhalen in omloop en zelfs ook beelden. Het gaat om Levie Hartog 1806 – 1875 en om Wolf Hartog 1814 – 1891.
De ouderen onder ons zullen bij de naam Wolf Hartog denken aan degene die ooit in het oorlogsjaar 1941 trouwde met Eva van Buren de weduwe van de jong gestorven Salomon Schlosser.
De vader van haar man heette Levie en zo noemden Eva en Salomon ook hun kind. Levie heette het beter bekend in Borculo onder de naam Lou Slosser die een hoofdstuk zou schrijven in het mooie boek dat de HISVEBO uitgaf onder de titel Het Grote Gemis.
Op de grafstenen van Levie en Salomon op de Joodse begraafplaats wordt hun naam – anders dan je leest in Het Grote Gemis – zonder Umlaut geschreven zoals het geval is met de Doetinchemse familie Schlösser. Onder de notulen van de Borculose kille eind dertiger jaren lees ik overigens óók telkens de naam Schlosser. Maar dit terzijde.
Over Wolf Hartog en zijn nageslacht
Wolf Hartog 1814 – 1891 zocht het niet ver van huis. In 1879 vestigde hij zich even verder beneden de brug over de Berkel in de Karnemelksteeg en daar zou deze tak van de familie blijven wonen totdat in de oorlogsjaren het onheil kwam.
Wolf trouwde met Sipora Vreedenburg die uit Hengelo Gld kwam.
Drie kinderen kregen ze waarvan er één – zijn naam was Mozes – jong is gestorven. De twee andere kinderen waren Jozeph Wzn die leefde van 1862 tot 1943 en Clara Cato die leefde van 1867 tot 1943. Ze zijn beide op dezelfde dag 14 mei 1943 in Sobibor wreed vermoord.
Clara Cato zou trouwen met de onderwijzer Isaak van Spiegel en is in Amersfoort gaan wonen. Van haar is een bijzonder mooi portret bewaard.
Joseph was de oudste van de drie kinderen van Wolf en Sipora Hartog – Vreedenburg. Hij trouwde in 1896 met Martha Cutzien uit Oldenzaal. Zes kinderen kregen ze waarvan er twee vroeg zouden overlijden. Wolf – van hem was hierboven eerder sprake – was de oudste. Vervolgens Cato 1902 – 1943, Sipora Salina 1904 – 1942 en Salina 1906 – 1943.
Joseph moest zijn vrouw Martha verliezen in 1933 op de leeftijd van 66 jaar. Met zijn zoon en drie dochters bleef hij achter in het huis onder de brug aan de Karnemelksteeg. Zijn dochters bleven ongetrouwd en Wolf zou pas laat trouwen in het begin van de oorlog in 1941.
Over Joseph zijn heel wat verhalen gebleven.
Kostbaar zijn natuurlijk de woorden van meester Heuvel. Je zou makkelijk bij wat hij schrijft vergeten wat hij op het moment van schrijven gezien heeft en vandaar een foto van wat er overbleef van de slagerij van Joseph Hartog.
Het was een prachtige vernieuwde zaak onder de naam Geldersche Vleeschhouwerij. Maar dit was wat er na de cycloon op die beruchte maandag van 10 augustus 1925 van over was gebleven!
Kort na de cycloon schrijft meester Heuvel een artikel : Wat er van oud Borculo verloren ging door den cycloon van 10 augustus 1925.
Thans, enkele weken na dien rampzaligen tienden augustus 1925 komt bij mij de behoefte op om met weemoed te gedenken wat er al verloren is gegaan in ons kleine stadje.
Meester Heuvel neemt de lezer mee op een wandeling als in blijder dagen om de verwoestingen te aanschouwen. Herinneringen wellen in hem op en zo ook bij de verwoesting van de slagerij van Joseph Hartog die een tiental jaren eerder nog een geheel nieuw aanzien had gekregen.
Nu gaan we naar een ander buurtje, de Karnemelksteeg.
Bij een brug over de Berkel, waar eens de Middelpoort was, slaan we af. Rechts is de oude bakkerij van Holtvoogd, waar men sinds eeuwen lekker roggebrood volgenseigen geheim recept maakt. Links in dat ouderwetse huis woont de slager Jozef Hartog, vermaard om zijn kennis der heilige boeken Talmoed – Thora. Hoe vaak heb ik daar vrijdagsavonds de sabbathslamp zien glanzen op den dis, het symbool van heiligheid van het Joodse gezin.
We hebben niet alleen de woorden van meester Heuvel die ontroerd schrijft over de sabbatsavond ten huize van slager Joseph Hartog. We beschikken ook over een oude foto ooit gemaakt vanaf het Eiland nog voor Joseph Hartog Wzn de slagerij had vernieuwd – een wintergezicht.
Duidelijk zie je in het midden van de foto over het water heen het dakschild van het huis van Joseph Hartog Wzn en het venster naast de ingang met het half neergelaten lichte gordijn.
Enkele anekdotes zijn bewaard gebleven van Joseph Hartog Wzn die met zijn vrouw en vier kinderen zijn dagen sleet in de slagerij onder de brug.
In een interview met Dilly Bosman – Sprokkereef die schuin tegenover slager Joseph Hartog is opgegroeid, tekende ik het volgende op. Waarschijnlijk gaat het over de jongste zuster van Wolf – de oudste zoon van Joseph – die Serlina heette en ook Lieneke werd genoemd.
Wolf Hartog had drie zusters.
Lineke was niet helemaal honderd procent. Ze sprong met enige regelmaat in de Berkel – die onder de Middelpoortsbrug door stroomt naast bakker Holtvoogd – met de woorden ‘Ik verzoepe mie’. Bakker Holvoogd was gewoon de vloer van de bakkerij te dweilen met een dweil die hij aan een lange stok bevestigd had die hij daartoe eerst in de Berkel doopte. De bakker reikte Lineke de stok aan en trok haar vervolgens op het droge – wellicht gebruik makend van de wasstoep die daar nog altijd te vinden is. Dan zei de bakker – het tafereel zal zich waarschijnlijk meer dan die ene keer hebben voorgedaan – vervolgens : ‘Noe kun je d’r wel weer in springen moar dan moj moar verzoepen’.
De Duitse vluchteling William Lowenberg die als jongen met zijn ouders en zijn zusje Erika in Borculo onderdak vond, verhaalt in zijn boek For my family zijn herinneringen aan het vooroorlogse Borculo. Eén van die herinneringen betreft Joseph Hartog Wzn die een paar honderd meter verder woonde dan het huis aan de Steenstraat waar Julius en Emma Löwenberg zich gevestigd hadden.
In Borculo was een Joodse slager. Ik was nog jong. Het was een oude man althans in mijn ogen. Hij heette Joseph Hartog. Hij kende de gehele Thora van buiten. Op sjabbatmorgen zat hij voorin de sjoel en als de voorzanger maar één fout maakte kon hij erop rekenen dat Joseph Hartog hem verbeterde waar iedereen bij was.Diezelfde Joseph Hartog kon nauwelijks rondkomen. Zijn kinderen onderhielden hem met een bescheiden slagerij en wat veehandel. Hij was zo vroom dat hij de enige Jood was die op het Paasfeest geen kip zou eten. Waarom? Omdat hij ooit op een Paasmaaltijd een graankorreltje aantrof in een kippenekje. Dat kon niet. Dat was in strijd met wat voorgeschreven is. Hij nam zich heilig voor nooit meer op Pesach kippevlees te eten. Joseph Hartog heb ik in Westerbork nog gezien. Hij is vermoord in Sobibor met mijn grootvader.
In Het Grote Gemis wordt verteld van het gewone leven aan de Middelpoortsbrug en opnieuw gaat het verhaal over de bakkerij naast de slagerij van Joseph Hartog. Inmiddels gaat het niet meer om bakker Holtvoogd maar om Johan Veldink.
Rondom Markt en Voorstad woonden veel Joden en bakker Veldink was een goede buur en stelde zijn bakplaten beschikbaar aan hen die koosjer wilden leven.
Op Voorstad 1, nu bakker Jos, had Johan Veldink zijn bakkerij – voorheen Holtvoogd. Ook hier werd koosjer gebakken. Heintje Heijmans kwam bijvoorbeeld vrijdags met een schaal kransjes van deeg en een schaaltje geklopt eiwit naar de bakkerij. De kransjes werden in het eiwit gedoopt en door haar zelf op de koosjere bakplaat gelegd. Ook werden er galletjes – gevlochten brood – gebakken waarbij Joseph Hartog – ook wel Jeupe genoemd – in de bakkerij kwam om toezicht te houden. Hij sprak een gebed en vervolgens ging de oven dicht. Hij bleef zitten tot de galletjes gaar waren. In de winter kroop hij dichtbij de warme kachel en viel wel eens in slaap. Na de oorlog overkwam ook zijn zoon Wolf Hartog datzelfde wel die in dezen naar zijn vader aardde.
Joseph Hartog had een goede stem.
Joseph vervulde in de synagoge aan de Weverstraat de dienst van de chazan – de voorzanger.
Een krasse grijsaard noemt men hem in het krantenartikel gewijd aan zijn tachtigste verjaardag. Ook was hij baäl koorée en dit betekent dat hij degene was die uit de Thora mocht voordragen.
Een krasse Joodse grijsaard van tachtig jaar.
Dat jaar – het jaar 1942 – had hij nog het verhaal van het Poerimfeest voorgedragen uit de boekrol van Esther. Het is het verhaal van Naäman die de ondergang van het Joodse volk op het oog had. In weerwil van het oude verhaal van Esther werd Joseph Hartog in 1943 vermoord en alweer was het omdat iemand en met hem bijna een heel volk zijn ondergang op het oog had.
Op 18 november 1942 vond een transport plaats van Joden uit Borculo naar Westerbork. Zij moesten zich verzamelen in het gebouw waar de Mulo haar lokalen had. Over dit transport kreeg de Joodse Raad in Amsterdam een verslag waarin degene die het verslag verzorgd heeft, aangeeft protest te hebben ingediend bij het plaatselijk hoofd van de politie en de gehele nacht aan de zijde te zijn gebleven bij hen die op transport gesteld zouden worden. De Joodse Raad alhier was ook aanwezig – zo vermeldt het verslag – en het enige dat we bereikt hebben was dat wij de oudjes er uit konden halen.
Op 29 maart 1943 werden de oudjes alsnog naar het beruchte concentratiekamp Vught gebracht om datzelfde jaar nog kort daarna in Auschwitz of Sobibor de dood te vinden. Onder hen was ook de oude Joseph Hartog. Op 14 mei 1943 vond hij de dood in Sobibor.
Cato werd een maand later in Sobibor vermoord op 11 juni. Sipora Salina stierf op 27 november 1942 in Auschwitz. Salina – de jongste van het gezin – stierf negen maanden later in Auschwitz op 27 augustus 1943.
Wat zou er in die maanden zijn gebeurd?
Wolf heeft het kunnen navertellen. Met Eva en haar kind Levi is hij ondergedoken. Anders dan zijn vader en zijn drie zusters heeft hij een graf en wel op de Joodse begraafplaats van Borculo. Ik ga er heen en al gauw heb ik het gevonden. Wolf Hartog en Eva van Buren.
Over Levie Hartog en zijn nageslacht
De oudste zoon van Joseph Hartog 1766 – 1842 heette Levie. Hij leefde van 1805 tot 1875 en was gehuwd met Beth Lobstein uit het Duitse stadje Brück. Ze hadden zes kinderen waarvan er verschillende een belangrijke rol speelden in het leven van de Joodse gemeente van Borculo. Van hun kinderen Joseph, Mozes en Bertha wilde ik graag iets vertellen. Aan de vrome en markante familie Hartog immers gaven ook zij gezicht.
Van Bertha
Bertha zou trouwen met Mozes Cohen.
Van haar heeft het archief van de HISVEBO een prachtige foto. Prachtig omdat het een beeld geeft van een stukje Joods leven aan de Nieuwstad. Bertha staat met haar handen ineen centraal en om haar heen allemaal familie.
Even verder bij de brug over de Leerinkbeek zou ook familie wonen.
Het is de echtgenote van de broer van Bertha. Dat was Joseph Lzn en zijn vrouw was Matilda Cohen die daar met haar twee dochters heeft gewoond. Het is daar één en al Joods leven geweest.
Bertha Hartog 1852 – 1936 trouwde met Mozes Cohen uit Oldenzaal.
Hij droeg een zijden mutsje en rookte graag een pijpje zoals op de foto is te zien en had aan de Nieuwstad een kruidenierswinkel.
De dochter van Joseph de broer van Bertha die Sientje heette was niet zo goochem – aldus Dilly Bosman – Sprokkereef die in het gesprek dat ik met haar mocht hebben ineens zonder er erg in te hebben Jiddische woorden laat horen.
Tante Sientje – vertelt ze – wachtte hen graag op om hen een paar vijgen uit te kunnen delen.
Die moest ze in de winkel van Bertha Cohen van de toonbank halen maar eigenlijk mocht ze dat niet. Vijgen in de mat. Die mat bestond uit een soort biezen mand waarin dakpansgewijs de vijgen lagen gerangschikt.
Van Joseph
Joseph Hartog Lzn 1843 – 1918 was de vader van Levie Hartog en de grootvader van Judik. Hij was getrouwd met de eerder genoemde Matilda Cohen uit Oldenzaal 1853 – 1935. Over Judik – door haar moeder mijn zonnekind genoemd – en haar broer Joseph en haar ouders Levie Hartog en Serlina Cutzien verscheen eerder in Borklose Maote een artikel van mijn hand.
Joseph woonde in een huis daar waar nu aan het Muraltplein 57 studio Bellezza is gevestigd. Om een tijdsbeeld te geven laat ik u onderstaande foto uit 1890 zien. Achter het hoge huis midden op de foto gelegen aan de brug over de Berkel bevond zich van oudsher de slagerij van de familie Hartog Lzn.
Joseph Hartog Lzn was met Abraham Elzas één van de oprichters van de vereniging Talmoed Thora in 1864 en lange tijd voorzitter van het genootschap.
De vereniging Talmoed Thora, die studie in de Thora beoogde en stimuleerde, werd opgericht in 1864. Oprichters te Borculo waren Jozef Hartog Lzn en Abraham Elzas.
Sjoerd Laansma vertelt in zijn boek de Joodse gemeente te Borculo het volgende over het feest vanwege het veertig jaar bestaan van de vereniging Talmoed Thora.
Op 8 januari 1905 werd het 40-jarige bestaan feestelijk herdacht. De voorzitter van de feestcommissie, de heer M. Hartog, heette de aanwezigen welkom. Daarna sprak de heer J. Hartog als voorzitter van de vereniging een feestrede uit. Dankbaar memoreerde hij het feit dat hij sinds de oprichting aan Thalmoed Thora verbonden was. Jozef Hartog ontving voor zijn grote kennis van de Joodse bronnen van Opperrabbijn Wagenaar de moreine-titel. Jozef Hartog was slager en had altijd een Joods boek in de slagerij liggen, bovenop het boek waarin de bestellingen geschreven werden. Hij was zeer onderlegd in het ‘lernen’, zo zelfs, dat de opperrabbijn van Gelderland praktisch elke week, wanneer hij in de ‘chewre’ leerde daarnaar toeging om naar zijn leeroefeningen te luisteren. Overigens was er nergens een kille in Nederland te vinden waar zoveel mensen waren die zoveel op Joods gebied wisten.”
Een opperrabbijn die met het spoor naar Borculo komt om aan de voeten van een Joodse slager te zitten. Een lid van een vrome en markante familie!
Joseph Hartog Lzn en Matilda Cohen kregen acht kinderen.
Op één kind na dat kort na de geboorte overleed zijn allen in Auschwitz of Sobibor omgekomen.
Van Mozes
Mozes Hartog 1848 – 1915 was de vader van Bet Klaartje Hartog voor wie wij op 30 april 2018 een kleine gedenksteen hebben geplaatst voor het huis aan de Hofstraat waar ze met haar zus en broer en aanvankelijk ook nog haar moeder korte tijd heeft gewoond.
Van Bet Klaartje weten we weinig behalve dat ze winkeljuffrouw in Deventer was en daar actief was in het Joodse jeugdwerk en dat ze naar Borculo terugging om voor haar zieke moeder te zorgen.
Meer weten we echter over haar broer Levij Hartog die ook Jo werd genoemd.
Mozes Hartog Lzn was getrouwd met Jansje Aron Cutzien 1852 – 1938 uit Oldenzaal. Hij was dus de broer van onder meer Joseph en Bertha over wie ik eerder vertelde. Mozes en Jansje hadden zeven kinderen waarvan er één jong is gestorven. Twee van hun kinderen – Levij en Johanna – hebben de oorlog overleefd. De vier andere kinderen zijn vermoord.
Een markant portret van Mozes Hartog. Ooit bewaarde de familie deze in een medaillon.
Ook Mozes heeft zich verdienstelijk gemaakt voor de Joodse gemeente van Borculo.
Hij was voorzitter van de mannenvereniging Gnattereth Bachoerim Gemiloeth Chasadiem. Deze vereniging is onder meer verantwoordelijk voor de gebruiken rond dood en begrafenis. Als de vereniging Talmoed Thora in 1905 haar veertigjarig bestaan viert is Mozes voorzitter van de feestcommissie en houdt zijn geleerde broer Joseph Lzn de feestrede.
Na enkele dagen van speuren en zoeken naar familie van Bet Klaartje Hartog kreeg ik contact met Albert Joachimsthal nazaat van de beroemde uitgeversfamilie uit Amsterdam. Hij kende de broer van Bet Klaartje en hij heeft hem goed gekend. Het is Levie Hartog ook wel Jo Hartog genoemd de oudste zoon van Mozes en Jansje Hartog – Cutzien en dat zit zo.
Albert is de zoon van Jonas Salomon Joachimsthal. Zijn familie heeft haar naam gegeven aan de aloude Amsterdamse firma J.L. Joachimsthal.
Albert kwam met zijn vader en zijn moeder via Westerbork in Bergen Belsen terecht. Zijn vader is er gestorven. Bij het naderen van de bevrijding werd het kamp op transport gesteld. Het transport was een helse onderneming voor de uitgeputte gevangenen. Albert en zijn moeder Estella de Paauw hebben het ondanks alles overleefd.
Na de oorlog trad Estella in het huwelijk met bovengenoemde Jo Hartog. Jo Hartog werd de stiefvader van Albert Joachimsthal en heeft ongelofelijk veel voor de jongen betekend.
Met veel warmte en waardering vertelt Albert Joachimsthal mij over zijn stiefvader die in de oorlog een vooraanstaande rol speelde in het Utrechtse verzet en zich na de oorlog op velerlei wijze verdienstelijk makte voor de Joodse gemeenschap alhoewel hij zelf koos voor een meer liberale levenswijze.
Ik voer een lang telefoongesprek met hem en het wordt laat.
Aan het eind van het gesprek realiseer ik mij dat ik graag nog zo veel wil weten over de Borculose geschiedenis van zijn vader. Over Mozes en Jansje. Maar het is al laat. Wel vertelt hij mij dat de familie géén slagerij had. Mozes was wél slachter en dat moest natuurlijk allemaal koosjer gebeuren en dus trokken ze overal heen om te slachten.
Vroom waren ze óók net als de rest van de familie. Of liever – hij zoekt naar het juiste woord – rechtschapen waren ze. Zeg maar rechtschaffen. Dat is een goed Joods woord besef ik. Daar gaat immers voor alles om dat je rechtschapen en integer leeft.
Zoals Jo Hartog het heeft gedaan die na het verlies van zijn vader in Bergen Belsen de nieuwe vader wist te worden van de jongen die met zijn moeder terug kwam uit de verschrikking van het concentratiekamp.
Vroom en markant
Moge het verhaal van deze vrome, markante en bovenal rechtschapen familie in onze herinnering blijven leven.
Henk G. Teeuwen
geschreven in de zomer van 2018
Borklose Maote no. 52 en 53